- 3 - Wat het doorgeven van deze zaak aan de organisaties betreft, merkt spreker nog op, dat voor de moderne vakbeweging de heeren Kruize en Jansen op de hoogte zijn gesteld, en spreker wist niet beter, of deze zouden daarmede hun organisatie ook wel in kennis stellen. De heer WALDDR vraagt, of de waardeering van het werk voor het vaststellen der grondloonen door den opzichter van het werk ge schiedt? Wethouder MUSTERS antwoordt bevestigend. De heer 'WALDER vraagt verder, of die waardeering willekeurig geschiedt en of daartegen geen beroep bestaat? Wethouder MEERBACH zegt er van overtuigd te zijn, dat die waardeering in zooverre willekeurig geschiedt, dat wanneer eenmaal de begrooting voor een bepaald werk is vastgesteld, de in die be grooting opgenomen cijfers verder als maatstaf worden genomen, ook wanneer later zou blijken, dat de daarin opgenomengrondloonen fei telijk te laag zijn gesteld. Men wenscht in dergelijke gevallen van de oorspronkelijke begrooting blijkbaar niet meer af te wijken, en daarin ligt naar sprekers meening de voornaamste oorzaak van de onaangenaamheden, zooals die zich thans bij het werk te Dinteloord hebben voorgedaan. Als men aan die wijze van werken blijft vast houden, dan vreest spreker, dat ook in de toekomst de arbeiders daar nog meer de dupe van zullen worden. Wethouder MUSTERS is van meening, dat het er niet om gaat hoe men een gezonden toestand krijgt, a^s men hem maar krijgt. Spreker is nu 44 jaar wethouder van sociale zaken en heeft zien steeds, ook al omdat hij uit den aard der zaak met dat werk wel eenigszins op de hoogte is, naar verschillende werkverschaffings objecten begeven om te zien hoe het daar toeging. Daarbij is hem gebleken, dat in het begin bij ieder nieuw werk de loonen altijd eenigszins schommelen. Er moet altijd eerst aan de nieuwe omstan digheden worden aangepast, ook door den opzichter die door de Heide 'astschappij met de leiding van het werk belast is. Geleidelijk aan komt" men dan op het normale loon, hetgeen spreker met enkele voorbeelden nader aantoont. Spreker is het er mee eens, dat men deze kwestie, nu zij eenmaal zoover doorgezet is,_niet kan laten rusten, maar hij gelooft toch niet, dat het de juiste weg is om hier geforceerd te werk te gaan. Wethouder MEERBaCH vindt het niet juist, dat het gemeentebe stuur hier met een kluitje in het riet is gestuurd, en jen het heeft doen voorkomen alsof onze arbeiders het werk saboteerden, waartoe dan verwezen werd naar de ploegen van andere Se^en als die van Fijnaart en steenbergen. Voor wat de ploeg van Fijnert betreft, kan spreker niets zeggen, maar van dl\ult heeft spreker de loonlijsten opgevraagd en daarbij is htm gale ven dat in de be ide weken, dat er klachten waren van onze arbeid ders de ploeg van steenbergen nog ver beneden de prestaties van onze 'menschen gebleven wasTom.ons bi j het ondfeen houvast meer te kunnen geven, is de ploeg uit Steenbergen verder in uurloon te werk gesteld. De VOORZITTER merkt op, dat dit niet juist is. Wethouder MEERBACH zegt dat het volkomen juist is en de raad van hem niet zal verwachten dat hij met het debiteeren van onwaar heden zal trachten de zaak hier goed te praten. De VOORZITTER blijft er toch bij, dat het onjuist is. Wethouder MEERBACH houdt vól, dat bate de volledige waarheid i s Wethouder MUSTERS zegt, dat men deze zaak van verschillend standpunt uit bezien kan, maar voor hem geldt op de eerste plaats de vraagwat is nu het beste voor de gemeente Bergen op Zoom en haar werkloozen, en op welke manier zal men voor dezen het meest bereiken? Door kalm overleg of door iets te forceeren? spreker is van meening, dat men dan met kalm overleg het verst komt en nu kan men wel zeggen, dat wel gebleken is, dat men met kalm overleg hior niet tot het gewenschte resultaat komt, maar dit is naar sprekers oordeel te wijten aan een ongelukkigen samenloop van om standigheden.' Spreker wijst er op, dat de groote vraag, waarmede men in werkverschaffingskwesties altijd te maken heeft is, of de opzichter

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1940 | | pagina 46