m
4
ps
'..ethouder MEERBaCH zegt dat het toch zoo is. spreker zal hier than
didtiverder op ingaan al zou er nog wel een en ander over te zeg
gen zijn. Dat er voor het verkrijgen van een vaste raadsmeerderheid
gemarchandeerd zou zijn, zooals de heer Walder beweerde, ontkent
-spreker
De heer WALDER merkt op, dat dit wel gebleken is uit het geval
van den heer ^chuyldie zijn plaats in het burgerlijk armbestuur
moest afstaan.
Iethouder MEERBaCH zegt dat het nooit prettig is, wanneer men
jaren achtereen zijn best gedaan heeft in een of andere functie,
daarin niet herkozen te worden, maar datzelfde geldt ook voor de
wethouders.
Dat de opmerkingen betreffende het voeren van een welvaartspoli-
tiek betreft, geeft soreker de verzekering dat, als er ook maar
e m%# mogelijkheid komt om de hangende groote plannen, welke reeds
in e|n v rgüvord.rd stadium van voorbereiding verkeeron, tot uit
voering te brengen, het college geen dag en geen uur zal wachten om
die gelegenheid onmiddellijk aan te grijpen.
De heer WalDERMet dergelijke nietszeggende beloften is de raad
de vorige jaer jaren ook steeds aan de lijn gehouden.
Wethouder MEERBACH zegt, dat de heer Walder ook wel weet, dat
het college in deze van hoogerhand afhankelijk is.
De heer WaLDER: we hebben in Den Haag wel anders gehoord.
Wethouder MEERBach zegt, dat de heer Walder dan zeker wel zal
weten, dat men juist in Den Haag heel sterk is in het geven van de
meest schoone beloften.
Er is spreker ook een verwijt gemaakt als zou hij op den stoel
Ven een anderen wethouder zijn gaan zitten. Baar aanleiding daarvan
wil spreker er allereerst op wijzen, dat hij daar zelf allerminst
van houdt en er hoegenaamd niets voor voelt om op een Y/armen stoel
te geen zitten, spreker heeft er nooit aan gedacht en denkt er nog
niot aan, een anderen wethouder het werk uit de handen te nemen.
Soreker ontkent geenszins, dat hij toen er klachten kwamen over de
werkverschaffing te Dinteloord, en die kwestie aan de beoordeeling
van het college zou worden voorgelegd, persoonlijk op dat werk zich
van een en ander op de hocg te is gaan stellen. Het is sprekers goed
r ;cht om zich zelfstandig een oordeel te vormen over gerezen kwes
ties en spreker ziét dan oök niet in, dat hij daarmede iets verkeerd
zou hebben gedaan; hij is ervan overtuigd juist in het belang van
de betrokken arbeiders uit onze gemeente te hebben gehandeld en van
den onwilwelke dien arbeiders in de schoenen geschoven werd, is
spreker totaal niets gebleken, spreker is er van overtuigd, dat de
klachten omtrent de werkverschaffing te Dinteloord hun oorzaak vin-
el n in de to lage grondtarieven en z.i, behoort die kwestie in het
b .lang der tewerkgestelden dan ook wol degelijk alsnog te worden
opaelost
wethouder MUSTERS licht de kwestie van de herscholing van arbei
ders nader toe en wijst er op, dat vanzelfsprekend de voorschriften
daaromtrent vanuit Den Haag werden gegeven, maar reeds twee jaren
•wieden is die zaak door de arbeidsbeurs geëntameerd en aan de di
rectie van de "Holland" komt de eer toe, dat zij de eerste was, die
de herscholing in practijk bracht. In verband hiermede kan spreker
nog mededeelen, dat intusschen weer een nieuwe regeling omtrent
de herscholing is gekomen, en spreker hoopt t.z.t. den raad betref
fende de daarmede bereikte resultaten op de hoogte te kunnen stel
len,
het de schoolvoeding betreft, is spreker het met den heer Walder
eens, dat dit zeer zeker een goed en nuttig werk is. Het lag in de
bedoeling om met steun van het burgerlijk armbestuur ook dit jaar
de schoolvoeding weer ter hand te nemen, maar achteraf bleek dit
■oractisch niet mogelijk omdat er geen geschikt gebouw voor te krij-
m ?'f sIn dit verband wil spreker echter vanaf deze plaats gaarne
n v-oord van dank brengen aan de militaire overheid voor het af
staan vrn het eten, dat in de militaire keukens is overgeschoten
ten behoeve van de armen, waardoor het burgerlijk armbestuur in de
gelegenheid gesteld is dit aan de daarvoor in aanmerking komenden
dagelijks te doen uitreiken.
Wethouder DE MOCR zegt van de mogelijkheid om in tweede ine tan—
tie het ?/oord te voeren geen gebruik te zullen maken, daar hij dit
niet noodig acht.