v.< "4\bu;: ,'.a '■'VP - 13 - de eenig mogelijke conclusie, dat de raadsleden geen algemeene be schouwingen moeten houden. Het heeft bij mij een punt van ernstige overweging uitgemaakt, of althans door mij geen gevolg zou kunnen worden gegeven aan den door U geuiten wensch. Temeer heb ik dit overwogen, omdat het de eerste maal is, dat ik algemeene beschouwingen ga houden. Aangezien ik het echter nuttig acht enkele punten te bespreken, waarvoor eensdeels de gelegenheid minder gunstig is of zelfs geheel ontbreekt bij de puntsgewijze behandeling van de begrooting en die andersdeels minder tot zijn recht komen als men ze niet laat zien in het geheele verband, meende ook ik, niettegenstaande uw wensch, bij deze algemeene beschouwingen verschillende zaken in algemeenen zin naar voren te moeten brengen. En nu ik dan toch besloten had algemeene beschouwingen te houden, meende ik tevens een enkele passage te mogen wijden aan de pas gehouden wethoudersverkiezing. Het is niet de eerste maal, dat hier een college van vier wethou ders zetelt. Het zal misschien ook niet de laatste maal zijn. Maar er is een kenmerkend verschil tusschen de wethoudersverkiezing van I93I en die van nu. Toen heeft men een college samengesteld, dat steunde op drie verschillende richtingen in den raad, waardoor men een breede basis verkreeg, een overbrugging van verschillende denk beelden, en in tegenstelling^aarmede zien we nu een college, waar van al'le leden behooren tot één en dezelfde partij. De drie op den eersten Dinsdag in September aftredende wethouders hebben in een voorbespreking verklaard, dat het werk best door drie wethouders gedaan kon worden en op de eerste vergadering van dezen raad hooren wij een diergenen uitdrukkelijk verkondigen, dat er vier moeten komen. Als reden werd opgegeven, dat het college van B W moest kunnen bouwen op een vaste raadsmeerderheid. Mijnheer de Voorzitter, ik mag dus de conclusie vastleggen, dat het voor het werk niet noodig is om vier wethouders te nemen, maar enkel en alleen omdat het college van B W op een vaste raadsmeer derheid zou kunnen bouwen. Aldus mag men dan opmerken, dat f.1800, uitgegeven worden niet als vergoeding voor het werken, maar als een koopsom om een raadsmeerderheid te formeeren. Dus niet de idee van een breede basis, van een college voortkomen de uit verschillende partijen en schakeeringen van den raad, zooals men dat in bijna alle gemeenten aantreft, neen, hoe onlo,gisch het ook moge klinken, een college van vier wethouders uit ee'n en dez.elfde partij acht men noodig om op een vaste raadsmeerderheid te kunnen bouwen. Hier toont zich de grootste raadsgroep in al haar zwakte. Men^ moet het aantal wethouders tot vier opvoeren en deze kiezen uit een partij om een meerderheid te kunnen formeeren. Als men niet beter weet, zou men het toeschrijven aan het ontbreken van beginselen bij die partij. Ieder weet echter beter. De ware oorzaak is de jacht naar de f.1800,die sommigen broodnoodig hebben. De kiezers moeten, bet kan niet anders, meer en meer den indruk krijgen, dat het raads lidmaatschap door enkele heeren enkel en alleen aangegrepen wordt fII1l800<3'e SeleSenbeid te komen beslag te leggen op een baantje van Maar als men den uitslag van de gemeenteraadsverkiezing zelf bij die groep bekijkt, wordt het nog vreemder. Men ziet, dat hier twee wethouders gekozen worden, die veel en aanzienlijk veel minder stem men behaalden dan b.v. de heer Juten. Het is zeker om den in den uitslag uitgedrukten wil van den in de verkiezingsdagen zoozeer aan beden Koning Kiezer tot werkelijkheid en gelding te brengen, dat men aldus handelt. Toen ik dan in die eerste vergadering door een der wethouders hoorde verklaren, dat men op een vaste raadsmeerderheid zou kunnen bouwen, heb ik mij afgevraagd, en anderen zullen dat met mij gedaan hebben, hoever moet het verantwoordelijkheidsbesef bij de voorsteip- mers zoek zijn, dat zij zonder omlijnd program, zich verklaren voor vier wethouders, gekozen op smalle basis, die zij blindelings zullen volgen. Hier worden door die wethouders de voorstemmers ten voeten uit geteekend als menschen zonder eigen wil, zonder verantwoordenjk- eiasbesef, want zij zullen zonder werkprogram voor de eerstvolgende 1 tlngsperiode de vaste raadsmeerderheid vormen. Zij zullen zonder eer door dik en dun het college steunen. Mijn meening zal ik hier et aan toevoegen. Men moet degenen, die door hun eigen voormenschen zoo gekwalificeerd worden, gesteld dat het mogelijk ware, niet meer beleedigen. s^bzwijgend de financieele offers voorbij, die de gemeen- cnap zich moet getroosten voor de betaling van een in deze omstan- k". V, v f i M l v i i J V I *- v 3 o f A¥l

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1940 | | pagina 14