- 4- - Wat het sanctioneeren van de kasgeldleeningspolitiek betreft, wiist spreker er op, dat men juist tot de nu reeds loopende vaste leeningen gekomen is naar aanleiding van de waarschuwingen welke in den raad geuit zijn tegen de financieele politiek van het col lege. Dat de raad er overigens mee accoord ging, dat telkens nieu we kasgeldleeningen werden gesloten, lag eenvoudig aan het feit, dat er volgens mededeeling van den voorzitter geen aanbiedingen voor vaste leeningen tegen een billijk rentepercentage waren in gekomen. In dit verband wil spreker er echter op wijzen, dat hem bekend is, dat er wel degelijk een aanbieding aan de gemeente is gedaan voor een vaste leening tegen een rente van 3xp°' De VOORZITTER zegt die aanbieding nimmer gezien te hebben en er ook niets van te weten. De heer JUTEN zegt, dat vanwege de Amsterdamsche bank een mon delinge aanbieding is gedaan voor een vaste leening tegen 3£$, maar men kreeg daarop ten antwoord, dat niet op aanbiedingen inge gaan werd, wanneer deze niet beneden de 3% waren. Spreker vindt een dergelijk antwoord belachelijk en het is z.i. onverantwoordelijk, dat de gemeente door het steeds opnieuw aan gaan van kasgeldleeningen met de gelden der gemeente blijft spe- culeeren. Reeds eerder is hierop door spreker en andere leden van den raad gewezen. Spreker is ervan overtuigd, dat de voordeelen, welke aanvankelijk met de kasgeldleeningen behaald werden, weer even grif zullen verdwijnen, als men nog langer op deze manier voortgaat, en daarom heeft spreker er hier nogmaals critiek op willen uitoefenen. De SECRETARIS wil, naar aanleiding van de mededeeling van den heer Juten betreffende die mondelinge aanbieding van een vaste leening door de Amsterdamsche bank, een en ander even toelichten. Spreker zegt, dat op zekeren morgen de directeur van de Amsterdam sche bank, de heer Fortgens, bij hem kwam met de vraag, of de ge meente interesse had voor geld op langen termijn. Spreker heeft daarop geantwoord, da-': de gemeente daarvoor wel interesse had, maar de aanbiedingen laartoe schriftelijk gedaan moesten worden. De heer Fortgens had daar geen bezwaar tegen, maar wilde toch eerst enkele inlichtingen hebben, o.a. betreffende den looptijd der dooi' de gemeente aan te gane leening, Spreker heeft toen mede gedeeld, dat die leeningen een looptijd zouden moeten hebben van 30 a Uü jaar, om de eenvoudige reden, dax ook de leeningen, welke in kasgeldleeningen waren omgezet, dien looptijd hadden. De heer Fortgens trok toen min c-f meer de neus op en vertelde, dat de Am sterdamsche bank daar wel geen interesse voor zou hebben, maar er over te praten zou zijn, wanneer het leeningen zouden zijn voor 5 of 10 jaar, tegen een rentepercentage van 3è of 3?. Spreker heeft toen als zijn meening te kennen gegeven, dat voor dergelijke korte leeningen met zulk een rentepercentage de gemeente wel feeen inte resse zou hebben, maar spreker heeft er aan toegevoegd, dat, wan neer de Amsterdamsche bank meende aanbiedingen te kunnen doen, zulks dan toch schriftelijk moeót gebeuren, waarmede de heer Fort gens volkomen instemde. Spreker vond deze aangelegenheid van te weinig belang om er eenige mededeeling van te doen aan den burgemeester of het college, daar de kwestie toch in het college gekomen zou zijn, wanneer er een schriftelijke aanbieding op was gevolgd. De heer SCHÉFFaLAaFl vraagt, of deze leeningen thans voor drie maanden gesloten worden en deze zaak dan weer opnieuw aan de orde komt De VOORZITTER zegt, dat er een leening bij is, welke slechts voor een maand wordt aangegaan. De heer SGHEFFELaaR vraagt verder, of het college nu blijft zoe ken naar vaste leeningen. De VOORZITTER zegt, dat zulks zeker in de bedoeling ligt. De heer JUTEN: Nu wij in den put zitten. De VOORZITTER: We zitten niet in den put, De heer BROEKLaNS zegt, dat ook bij de commissie voor de finan ciën steeds de bedoeling heeft voorgezeten om tot vaste leeningen te komen, maar zoolang daartoe geen behoorlijk aanvaardbare «aan biedingen inkwamen, kon men moeilijk anders dan zooals nu gedaan werd Wethouder Meerbach wil, naar aanleiding van de hier gevee-de besprekingen, er toch op aandringen, dat de raad heden een beskuit neemt tot welke limiet ten aanzien van het rentepercentage barge-

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1939 | | pagina 80