- 21 - ontduiken. Spreker haalt daartoe verschillende voorbeelden aan als lawaai maken zonder dat dit vanuit een afgesloten ruimte gebeur het gebruiken van een ruitentikker met versterker, e.d Naar spre kers meening kan men alles ondervangen door eenvoudig de bepaling te maken, dat het verboden is voor de omgeving hinderlijk geluid te nietig q n De'heer BECHT vraagt, of het aannemen van het onderhavige voor stel mede tot gevolg zal hebben, dat prooes-verbaal kan worden op gemaakt, wanneer iemand hinder heeft van het te hard spelen van de radio van een buurman? De VOORZITTER antwoordt bevestigend. De heer BECHT meent, dat de politie daar dan heel wat werk mee kan krijgen, daar er dan veel klachten kunnen inkomen. Wat het genot van de kinderen met rolschaatsen betreft, hoopt spreker, dat het niet in de bedoeling ligt om zulks te verbieden. De VOORZITTER antwoordt hierop, dat dit laatste inderdaad niet in de bedoeling ligt. w Spreker merkt verder op, dat de aanleiding, waarom B W me di voorstel bij den raad gekomen zijn, gelegen is in het hinderlijk lawaai, dat dezer dagen op de Boschstraat werd gemaakt om een daar gehouden vergadering te verstoren. Door dit verbod zal het in de toekomst ook mogelijk zijn om hinderlijke muziek, als wel eens doo een radio-handelaar bij wijze van reclame, door middel van een aan zijn pand gehangen versterker, op de openbare straat gemaakt wordt, te weren. Natuurlijk zal eerst behoorlijk gewaarschuwd worden, maar als aan die waarschuwing gecn gevolg wordt gegeven, zal aan de hand van dit verbod nu proces-verbaal kunnen worden opgemaakt, öpreker gelooft wel, dat de raad het met hem eens is, dat aan dergelijke voor de omgeving zeer hinderlijke toestanden voortaan paal en perk aal worden gesteld. Dat de voorgestelde bepaling niet Juist zou zijn, ontkent spre ker, daar zij is overgenomen uit de Haagsohe politieverordening, welke reeds meermalen aan de practijk is getoetst, terwijl de aan de hand van de betrokken bepaling opgemaakte processen-verbaal ook inderdaad een veroordeeling tot gevolg hadden. Spreker wil nie ontkennen, dat men op verschillende manieren onder dit verbod uit zal kunnen, maar dat zal men tenslotte bij elke verbodsbepaling houden Spreker heeft er overigens geen overwegend bezwaar tegen, om de door den heer van Hasselt voorgestelde redactie over te nemen. Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad hierna overeenkom stig het voorstel van burgemeester en wethouders met de daarin door den heer van Hasselt aangegeven wijziging. De VOORZITTER verleent dan het woord aan den heer Weljts voor diens interpellatie. De heer WEIJTS spreekt als volgt: Mijnheer de Voorzitter. In de vergadering van de eerste Kamer van 22 Maart bepleitte de heer van Lanschot de verbetering van de haven van Bergen op Zoom* Hij bracht onder het oog van den min s er, dat de verkeerde toestand is ontstaan door een rijkswerk, n.l. den spoordam in het Sloe. T Mijnheer de Voorzitter, wij, Bergenaars, mogen den heer van Lan schot dankbaar zijn, dat hij de havenkwestie van Bergen op Zoom op het tapijt bracht. Wij mogen hem misschien nog dankbaarder zijn, dat hij de schuld van den verkeerden toestand op het rijk legde. Dit laatste is echter iets, dat men in de toekomst beter kan bezien en misschien de voordeelen hieruit trekken. Velen in Bergen op Zoom zullen nieuwsgierig zijn geweest naar het antwoord van den minister; ik was het tenminste wel. De minister antwoordde, zooals U bekend zal zijn, dat hij nader zal overwegen of, en zoo Ja, hoe steun zal worden verleend aan de verbetering van de haven van Bergen op Zoom; aan een plan ten deze wordt gewerkt. Mijnheer de Voorzitter, het is de laatste zinsnede van den minister, die mij buitengewoon verbaasd deed zijn: "aan een plan ten deze wordt reeds gewerkt". Wij hier in Bergen op Zoom wisten niet, dat aan een plan reeds gewerkt werd. Bij mij rezen de vol gende vragen: le. is het departement van waterstaat op eigen initiatie! ai begonnen De VOORZITTER interrumpeert den heer Weijts met de opmerking,

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1939 | | pagina 74