- 18 -
De VOORZITTER merkt op, dat thans alleen de kwestie van den op
zichter der bad- en zweminrichting aan de orde ie en spreker blijft
er bij, dat de raad het in 1932 genomen besluit niet anders kan
interpreteeren dan zooals het formeele besluit luidt*
De heer VAN HASSELT is het evenmin als de heer Juten eens met het
in 1932 genomen raadsbesluit. Spreker vindt dat besluit zelfs be
lachelijk, niet alleen omdat het genomen werd uit een soort van
wantrouwen tegenover het toenmalige college, maar omdat men er den
toestand door gekregen heeft, dat voor een eenvoudige benoeming van
een of anderen ondergeschikten ambtenaar, welke benoeming tenslotte
evengoed door den directeur van het betrokken bedrijf kan worden
gedaan, de raad moet worden lastig gevallen. Dat neemt echter niet
weg, dat het besluit er eenmaal is, en daaraan dan ook de hand moet
worden gehouden. Wil men het besluit ongedaan maken, dan heeft
spreker daar niets op tegen, maar het gaat niet aan, dat het college
zich van dat besluit eenvoudig niets aantrekt, terwijl daar nu geen
enkele aanmerking op gemaakt wordt van de zijde dergenen, die in
1932 mede hielpen om het besluit tot stand te brengen. Men zal dus
óf het besluit moeten naleven, óf met voorstellen moeten komen om
het in te trekken.
De heer JUTEN blijft er bij, dat het besluit van 1932 wel dege
lijk de bedoeling had om ook de arbeidscontracters en tijdelijke
ambtenaren daaronder te doen vallen. De Voorzitter houdt nu wel vast
aan het formeele besluit en door den heer Meerbach werd opgemerkt,
dat men dan een betere redactie aan het voorstel had moeten geven,
maar spreker wil er dan toch op wijzen, dat ook bij de interpretatie
van wetten steeds met de toelichting en hetgeen bij de behandeling
ervan naar voren gebracht werd, wordt rekening gehouden. Zoo hoort
naar sprekers meening dit besluit ook gelezen te worden in verband
met hetgeen de notulen daaromtrent vermelden.
Overigens blijft het spreker gelijk, of de raad het besluit van
1932 wil handhaven of niet, maar juist omdat dat besluit genomen
werd uit een soort van wantrouwen tegen het toenmalig college, en
er door degenen, die daaraan mede geholpen hebben niets gezegd
wordt nu het huidige college bij het doen van benoemingen geheel
in strijd handelt met bedoeld besluit, heeft spreker deze zaak hier
ter sprake gebracht en zou hij een uitspraak van den raad willen
hebben.
Wethouder MEERBACH is het er mee eens, dat herziening van den
hier bedoelden toestand gewenscht is. Spreker verklaart zioh dan
ook bereid in een volgende vergadering met voorstellen te komen tot
wijziging van het indertijd op voorstel van den heer Bekker genomen
raadsbesluit
De heer JUTEN zegt zich daarmede te kunnen vereenigen en daarom
zijn voorstel in te trekken.
De VOORZITTER schorst hierna de openbare vergadering om den raad
in de gelegenheid te stellen in besloten zitting over te gaan.
Na heropening door den VOORZITTER wordt dp^jrergadering onmiddel
lijk door dezen gesloten.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van
Voorzitter
etari s,