- 13 - De heer BOSBHMAN zegt zijn persoonlijke meening te hebben weer gegeven. Spreker zal echter in de volgende vergadering de bewijzen meebrengen voor de onprettige houding, welke door burgemeester en wethouders ten opzichte van het college van regenten is aangeno men. De heer JUTEN betwist de Juistheid van de door den heer Scheffe- laar naar voren gebrachte meening, als zou het gasthuis geen goe deren mogen verkoopen zonder de goedkeuring van den raad. Spreker wijst er op, dat voor een tiental jaren wel degelijk belangrijke verkoopingen hebben plaats gehad, waarvoor geen goedkeuring was van den raad maar wel van gedeputeerde staten. Door dit laatste college worden in dergelijke gevallen steeds de noodige voorschrif ten gegeven. De heer VAN HASSELT blijft van oordeel, dat men met het nu door burgemeester en wethouders gedane voorstel niets zal bereiken, om- dat het gasthuis ook na de uitspraak in hoogste instantie van den administratieven rechter zal blijven weigeren te betalen en de ge meente uiteindelijk dan toch bij den civielen rechter zal moeten aankloppen om de bereids betaalde gelden terug te krijgen. Spreker heeft er daarstraks terloops reeds op gewezen, dat in deze zaak niet alleen rekening moet worden gehouden met het bedrag, dat op de een of andere manier terug in de gemeentekas moet komen, maar ook met het renteverlies dat deze zaak voor de gemeente heeft mee gebracht, Wanneer de gemeente zich vorig Jaar reeds tot den civie len rechter had gewend om terugbetaling, dan had zij van toen af reeds rente der gelden kunnen vorderen, en elk Jaar dat langer met de dagvaarding gewacht wordt, zal ook weer nieuw renteverlies voor de gemeente meebrengen. Waar het gasthuis blijkbaar toch niet an ders wil, zal men uiteindelijk toch verplicht zijn den weg der civiele procedure te bewandelen en dan lijkt het spreker beter, dat het college zoo spoedig mogelijk moet voorstellen dienaangaan de komt. Wethouder MEERBACH gaat aan de hand van de correspondentie met het gasthuis het verloop der zaak na, waaruit duidelijk blijkt, dat door het college van regenten steeds getracht is de zaak op de lange baan te schuiven, en elke poging om tot een eenvoudige en voor beide partijen minst kostbare oplossing te komen door de regenten op een totaal onredelijke wijze onmogelijk wordt gemaakt, Dit is voor burgemeester en wethouders dan ook de aanleiding ge weest om opnieuw met het voorstel van vorig Jaar te komen om de goedkeuring aan de begrooting van het gasthuis te onthouden. Spre ker is van meening, dat op deze wijze het college van regenten tenslotte toch ook wel tot rede te brengen zal zijn. De heer WALDER merkt op, dat zijn gezegde dat de raad het gast huis maakt en breekt, natuurlijk in de figuurlijke beteekenls moet worden opgenomen. Spreker heeft er slechts mee willen zeggen, dat het geheele beheer van het gasthuis door den raad wordt geregle menteerd, terwijl ook de regenten, die met het beheer belast zijn, door den raad benoemd en ontslagen worden. Dat allee is precies hetzelfde als bij het burgerlijk armbestuur, dat ook een gemeente lijke instelling is. Ook het armbestuur heeft de goedkeuring van gedeputeerde staten noodig, wanneer het iets verkoopen wil. Wethouder MEERBACH zegt dat gedeputeerde staten het controlee rend apparaat vormen, zooals dat college zulks ook is voor den gemeenteraad. Overigens vraagt spreker zich bij het nuchter be kijken van de onderhavige kwestie met het gasthuis af, of men daarbij nog wel te doen heeft met redelijk denkende menschen. De heer VERLINDEN wijst er op, dat evengoed als burgemeester en wethouders, ook het college van regenten in deze kwestie een eigen meening heeft. Uit het feit, dat het college van regenten zoo star vasthoudt aan zijn eigen standpunt, zal men toch wel begrijpen, dat voor het gasthuis aan deze zaak nog heel andere belangen vast zitten. Wethouder MEERBACH begrijpt dat niet en zou graag vernemen, welke andere belangen dat dan zijn. De heer VERLINDEN zegt, dat die pas naar voren zullen komen wanneer uitgemaakt moet worden of het gasthuis al dan niet een gemeentelijke Instelling is. Na nog enkele opmerkingen, welke geen nieuwe gezichtspunten naar voren brengen, wordt het voorstel van burgemeester en wethou ders door den VOORZITTER in stemming gebracht en verworpen met

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1939 | | pagina 28