- 6 - De VOORZITTER wijst er op, dat het beeld, hetwelk door den heer v.d.Vlugt omtrent de carnaval geschilderd is, wel een heel ander is dan dat van den heer Bruins. Met dezen laatste is spreker het e^ns, dat de carnaval, zooals die hier gevierd wordt, een volks vermaak is, dat zeer zeker zijn gebreken heeft, maar toch ook iets verhevens. Toen spreker in deze gemeente kwam, was de carnaval hem vreemd. Hij had er veel kwaad van hooren vertellen en heeft zich daarom van stonde af aan beijverd om alles persoonlijk te contro leeren en na te gaan, of er nu werkelijk zulke slechte dingen tijdens dat feest gebeurden. Spreker heeft zich daarvoor heel wat moeite getroost. Wanneer anderen aan het feesten waren, liep spre ker met zijn commissaris van politie de zalen in en uit en ging hij op alle plaatsen, waarvan maar eenigszins verwacht kon worden, dat het misschien minder oirbaar zou toegaan, een kijkje nemen. Spreker heeft dat nu tien jaren achtereen gedaan en hij kan wel zeggen, dat een dergelijke controle heelemaal niet leuk is, maar aan den anderen kant kan spreker nu ook uit eigen aanschouwing erkennen, dat de carnaval, zooals die hier gevierd wordt, inderdaad een onschuldig volksvermaak is. Niet zij, zegt spreker, die thuis blijven, moeten over de carna val een oordepl uitspreken, want men ken er slechts een juist oor deel over vormen, wanneer men het, zooals spreker, Jaren achtereen met eigen oogen aanschouwd heeft. Zeer zeker zullen er ook hij dit feest wel eens excessen voorkomen, maar bij welk volksfeest gebeurt dat niet? En is het niet juist de verheven taak van de overheid om zoodanige maatregelen daartegenover te stellen, dat dergelijke volksfeesten steeds meer veredeld worden? Met genoegdoening kan spreker zeggen, dat ook ten aanzien van de carnaval steeds getracht is deze in de goede veredelende banen te leiden, en men inderdaad op den goeden weg is om er een volksfeest van te maken, dat den toets der critiek ten volle kan doorstaan. In dit verband wijst spreker op den optocht, welke in den loop der Jaren steeds beter verzorgd is geworden, en dan ook elk Jaar meer belangstellenden uit verre omgeving naar onze gemeente trekt, en wat het z.g. dweilen betreft, is sprekers ervaring, dat ook dit een onschuldig vermaak is, waarbij de mpnschen hossen en springen en vaak het eene uafe uit en het andere ingaan zonder iets te gebruiken, terwijl dan het rneerendeel om 10 uren 's avonds reeds zoo moe is, dat men om dien tijd al naar huis gaat. Op grond van deze ervaringen in de laatste tien jaren, is spre ker als het ware een voorvechter geworden voor het behoud van de carnaval, zooals die hier ter stede gevierd wordt, en hij noopt zulks nog lang,te blijven. Niet voor niets is de middenstand als het ware als een man opgesprongen nu er gevaar dreigt voor het behoud van de carnaval, waardoor aan den middenstand, die het toch al zoo moeilijk heeft, een zeer groot nadeel zou worden berokkend. Wat tenslotte de opmerking van den heer v.d.Vlugt over de in consequentie in het verzoek van V.O.G. betreft, wijst, spreker er op, dat door V.O.G. niet gevraagd wordt om afschaffing der carnaval, doch slechts om dat feest voor 19*10 niet te doen doorgaan in ver band met de buitengewone tijdsomstandigheden. De heer v.d.VLUGT merkt op, dat het verzoek van V.O.G. om de carnaval in 19^-0 niet te doen doorgaan, wel degelijk gegrond is op de zedelijke gevaren, welke aan de carnavalviering verbonden zijn. Immers, er staat uitdrukkelijk: de groote zedelijke gevaren, zonder daarbij te willen spreken over de gevaren, welke ook andere Jaren aan de carnavalviering verbonden zijn. Dat sluit in zich, dat ook andere jaren die gevaren er zijn, en het is naar sprekers meening nu de Inconsequentie van het verzoek, dat het niet doorgaan slechts voor 19^0 gevraagd wordt. Wat de bewering van den Voorzitter betreft als zou de carnaval slechts een onschuldig volksvermaak zijn, is spreker zoo vrij, zulks te betwijfelen en er dienaangaande een andere opinie op na te houden. De heer JUTEN zegt er bezwaar tegen te hebben om direct over het voorstel van den heer Broos een beslissing te nemen. Z.i. behoort een dergelijk voorstel wel degelijk eerst rustig bekeken te worden. De heer BROOS zegt, dat het niet mogelijk is deze zaak aan te houden, daar de carnaval dit jaar erg vroeg valt en met een beslis sing niet gewacht kan worden tot de volgende vergadering. Spreker handhaaft daarom zijn voorstel. De VOORZITTER brengt dan het voorstel van den heer Broos in stemmig, waarbij dit wordt verworpen met 8-7 stemmen. Vo'or stemden de heeren van Kaam ,Kiepe,Schuyl ,Meerbach,v. d. Vlugt, Broos en Buys.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1939 | | pagina 240