- 8 - Mijnheer de voorzitter, ik heb met belangstelling geluisterd naar de besprekingen over deze pensioenszaak. Ik zal echter hier over niet veel zeggen en ik ben overtuigd dat ik spreek namens het college van regenten als ik zeg, dat die besprekingen hier overbo dig zijn. Ieder kent deze zaak en ik voel er niets voor om nog weer eens oude koeien uit de sloot te halen. Alleen moet ik er tegen op komen, mijnheer de voorzitter, dat het voorstel van uw college rust op een onware voorstelling van zaken. In de begrooting is wel voorzien voor de door u bedoelde uitgave en als u de omschrijving in de memorie van toelichting goed had ge lezen dan zou waarschijnlijk uw voorstel niet gedaan zijn. Ik geef den raad dan ook in overweging om de begrooting wel goed te keuren. Ik wil van deze gelegenheid wel gebruik maken, mijnheer de voor zitter, om te vermelden dat het tegenwoordig dagelijksch bestuur geer middelen ongebbuikt laat om te probeeren het college van regenten bang te maken. Het zijn soms kinderachtige en dan weer groffe op merkingen. Er is als eens geprobeerd om de Jaarrekening niet goed te keuren, verleden Jaar kon de begrooting niet goedgekeurd worden. Dit zou eerst kunnen ais er èeh bezwaarschrift was ingediend bij den pen sioenraad. Toen het gebeurd was, zou het college weer eerst een ver klaring moeten teekenen dat het gasthuis een gemeentelijke instel ling was en toen dit geweigerd werd, kon het bezwaarschrift niet ontvankelijk verklaard worden. Nu moet weer de begrooting niet goedgekeurd worden, en de laatste vinding is, dat het college van regenten wordt bang gemaakt door te dreigen met een klacht aan den minister wegens wanbeheer. Het gaat er veel op lijken of we weer, zooals vijftien Jaar te rug, in de malversaties geraakt zijn. Het is maar de vraag, wie van wanbeheer beschuldigd zou worden in deze: de gemeente of het colle ge van regenten. Ik wil u trouwens wel mededeelen, mijnheer de voorzitter, dat de houding van dit dagelijksch bestuur tegen de Instelling niet van veel waardeering blijk geeft. Toen twee of drie Jaar geleden bleek dat door jarenlange verkeer de aflezing door het personeel van gemeentebedrijven deze zich een nadeel berokkend hadden van meer dan f.700,en het gasthuis hier van dupe werd, heeft het college van regenten verzocht om van die navordering ontheven te worden. Het was nul op het request. Wel was men er weer direct bij om de instelling een aanslag in de straatbelasting op te leggen van f.500,Verzoeken om vrijge steld te worden gaven niets. Mijnheer de voorzitter, ik vind dat een en ander sterk den in druk maakt dat men van de instelling zooveel mogelijk wil plukken en waar de Bergsche gemeenschap en, meer in het bijzonder, de Bergsche armen Jaarlijks voor tienduizenden van deze instelling gebruik maken, meen ik tegen een en ander nogmaals te moeten protes teeren. De jaarrekening der instelling ligt reeds meer dan een half Ja&r op goedkeuring te wachten bij uw college. Of dit nu de schuld is van de desbetreffende ambtenaren, dan wel van uw dagelijksch be stuur of wel van leden hiervan, ik weet het niet, mijnheer de voorzitter. Wel weet ik, dat er buitengewoon veel tijd verknoeid is om te probeeren allerlei op - en aanmerkingen te maken die niets te beteekenen hebben. Als dat soms moet dienen, mijnheer de voorzitter, om den indruk te geven hoe nauwkeurig er wel gecontroleerd wordt, dan vind ik het alleen maar Jammer, dat dit nu pas gaat gebeuren en niet reeds vijftien Jaren vroeger toen het hier zoo hard noodig was bij de gemeente zelf. Mijnheer de voorzitter, ik heb gemeend een en ander eens hier naar voren te moeten brengen zoodat het eens meer bekend wordt op welke wijze er geprobeerd wordt zijn zin door te drijven, zij het dan ook ten koste der belangen van de Instelling: algemeen burger gasthuis. De heer WALDER zegt als regent van het gasthuis wel een en ander van deze kwestie te weten en ook met de geschiedenis der instelling op de hoogte te zijn. Spreker heeft die geschiedenis indertijd al eens nagegaan, voor zoover dat althans mogelijk was, en ook spre ker is daarbij tot de overtuiging gekomen, dat het algemeen burger gasthuis een gemeentelijke Instelling is en valt onder de instel lingen van weldadigheid als bedoeld bij artikel 2 sub a der

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1939 | | pagina 23