- 3 -
te wet en art. 13 van het reglement van orde willen voorstellen tot
-;eheele afschaffing der carnavalsviering over te gaan, dus los van
da tijdsomstandigheden, Focht de raad daar niet voor te vinden zijn,
don wil snreker voorstellen gunstig op het verzoek van V.O.G-. te
boslissen.
De heer SCHUYL zegt persoonlijk princioieel voorstander te
zijn van een voorstel als door den heer v.d.vlugt is gedaan, maar
sorelcer wil daarbij toch oomerken dat, als de heer v.d.Vlugt meent,
dat zoo'n voorstel bij dezen raad ook maar eenig succes zal hebben,
so re kt r hem die illusiê toch moet ontnemen. Sprekers persoonlijke
overtuiging in deze aangelegenheid is voldoende bekend en vanzelf
sprekend wil spreker den heer v.d.Vlugt gaarne steunen bij zijn uo-
ging, maar z.i. is de tijd om in dien geest iets te bereiken nog
niet gekomen. Maar sprekers meening kan men over deze zaak nu wel
lang en breed discussieeren, maar waar volgens de mededeeling van
de bestuurstafel de raad er toch niets in te zeggen heeft, kan deze
aangelegenheid naar sprekers meening beter ter sprake gebracht
worden bij de behandeling der begrooting.
Ou de vraag van den VOORZITTER door wie het voorstel van den
heer*v.d.Vlugt gesteund wordt, blijkt dit alleen den steun van den
heer Schuyl te hebben, zoodat het niet verder in behandeling kan
worden genomen.
De heer BROEKMANS meent, dat de zaak hiermede vrijwel af is. loch
wil spreker er zijn bevreemding over uitspreken, dat, niettegen
staande de Voorzitter zelf hier heeft medegedeeld, dat de raad in
deze aangelegenheid geen beslissing heeft en B W reeds besloten
hebben op welke wijze de carnaval in 191+0 gevierd zal mogen worden,
het adres van V.O.G. aan den raad is voorgelegd met het voorstel om
er een beslissing over te nemen. Spreker vindt zulks niet Juist en
z.i. had het onderhavige verzoek beter op de agenda geplaatst kun
nen worden bij de stukken, waarvan voorgesteld wordt ze voor kennis
geving aan te nemen.
Overigens is spreker het er mee eens, dat volgens artikel 29 van
de politieverordening de beslissing omtrent het al of niet doorgaan
van de carnaval geheel in handen van B W is. Spreker weet wel,
dat de raad die bevoegdheid aan zich kan trekken door een wijziging
van de politieverordening, maar in dit verband wil spreker er aan
herinneren, dat een dergelijk voorstel enkele jaren geleden reeds
door den heer van Hasselt is gedaan, waarbij bleek, dat de raad
daar niets voor voelde en de bedoelde bevoegdheid in handen van het
college van B W wilde laten. Tevens bleek toen duidelijk dat de
groote meerderheid van den raad de straat carnaval niet afgeschaft
wenschte te zien.
Tenslotte wil spreker er nog op wijzen, dat het z.i, niet Juist
tou zijn om hier rauwelings met een voorstel te komen tot wijziging
van de politieverordening. Een dergelijk voorstel behoort rustig
bekeken te kunnen worden en wanneer men dan ook met zulk een voor
stel zou willen komen, dan is het daar naar sprekers meening nu niet
het geschikte oogenblik voor.
De heer BROOS zegt de hier naar voren gebrachte principieele
meeningen tegen de carnavalviering alleszins te eerbiedigen. Dat
neemt echter niet weg, dat spreker, als een groot voorstander van
de carnaval, van oordeel is, dat het voortbestaan van de carnaval
groot gevaar loopt, wanneer de beslissing daaromtrent in handen van
het college van B W blijft. Naar sprekers meening behoort ook in
1940 de carnavalviering - en daarmede bedoelt spreker ook de
straatcarnaval - op dezelfde wijze als andere Jaren te worden toe
gestaan en om daartoe te geraken, doet spreker het voorstel om de
bevoegdheid, welke in artikel 29 van de politieverordening in han
den van B W is gelegd, aan dat ooilege te ontnemen en bij den
raad te brengen.
Het voorstel van den heer Broos wordt gesteund door de heeren
Kiepe, van Kaam en Buys.
De heer SCHUYL merkt op, dat het voorstel van den heer Broos
zeer zeker overweging verdient, ook voor de tegenstanders van car
naval. In verband hiermede dringt zich echter bij spreker de vraag
naar voren, wat de heer Broos er mede bedoelt, als hij hier zegt,
dat z.i. het voortbestaan van de carnaval groot gevaar loopt, wan
neer de beslissing daaromtrent in handen van het college van B W
blijft. Dat is naar sprekers meening een uiting, die eenigszins
geheimzinnig aandoet, en spreker zou den heer Broos dan ook willen
verzoeken zich in deze liever openlijk uit te spreken.