zich destijds niet kon vereenigen met de toenmalige dissiden
ten, maar altijd nadien ben ik weer hurkozen tot lid van den
raad,
Wanneer ik nu in mijn woorden soma wat onparlementair zou
worden, Mijnheer de Voorzitter dan moet U niet naar UW hamer
oakken. Ik bied reeds tevoren mijn excuses aan. Het is niet
mijn bedoeling iets te zeggen, waarmee ik iemand zou kunnen be-
leedigen en ik hoop dan ook, dat niemand hetgeen ik thans ga
zeggen, mij ten kwade zal duiden, ook al ben ik misschien dan
ook wat hard of onparlementair. Het spijt mij vooral dit alles
hier te moeten zeggen omdat ik daardoor misschien ook een paar
van mijn beste vrienden in het geding moet brengen. Maar mocht
ik iemand krenken, ik bied U dan allen reeds mijn excuses aan,
maar ik kan er niets aan doen, wat ik op mijn hart heb, moet
er af. Vanzelfsprekend zal ik misschien ook de goede daden nog
wel naar voren brengen van de colleges, die ik heb meegemaakt
in de afgeloopen 29 jaar. Dat moge dan een zeker tegenwicht
zijn_.
Mijnheer de Voorzitter, ondergeteekendo heeft ook dezen ver-
kiesingstrijd genoegen genomen met an eijn woord gegeven voor
de plaats die hem bij de groslijststemming in de R.K.Staatspar-
tij te beurt zou vallen. Het spijt mij echter thans te moeten
zeggen, dat de vrienden die ik vier jaar geleden meenam, nu
niets meer van mij moesten hebben en mij aan kant hebben gezet.
Men wilde het niet meer hebben, dat ik mijn mandaat verlengde,
en mijn vrienden, die ik vier jaar geleden met mijn centen en
als lijsttrekker door mij in den raad heb gebracht, ja, waar
uit zelfs drie Wethouders gekozen werden, moesten mij niet meer
hubben en lieten niets na om te verkrijgen, dat ik niet meer
herkozen zou worden. Ik wil U even hierbij verhalen, Mijnheer
de Voorzitter, dat U ook wel zult weten, dat ik vier jaar ge
leden ook het wethoudersbaantje maar voor het grijpen had, maar
ik wist toen ook al, dat daarvoor de geheele persoon noodig
was, dat men daarvoor wat meer moest kennen en ik liet toe,
zonder er zelf naar te grijpen, dat anderen het wethouders-
béantje kregen. Sen baantje dat, ik weet het wel, niet te be
nijden is, want wethouder van een gemeente van 25000 zielen
vergt een vollen mensch en zulk een baantje raag geen nevenbe
trekking zijn. Ja, ik zou hier zelfs durven zeggen, het is niet
eens goed genoeg betaald met die f.1700,— tot f.1800,Dat
is te weinig.
Maar, Mijnheer dc Voorzitter, ik dwaal af. U weet, dat ik
het wethoudersbaantje vier jaar ereleden maar voor het grijpen
had. Sn nu komt het kardinale punt, Mijnheer de Voorzitter.
Ofschoon ik me dat alles had laten welgevallen, wenschte men
mij dezen keer niet meer terug te zien en de vrienden, die ik
dat baantje had helpen geven, werden nu tegenstanders. Maar
trots diei tegenstand, mag ik er trotsch op gaan dat ik, na den
heer Juten, die een krant tot zijn beschikking heeft, toch nog
het meeste vertrouwen bleek te hebben bij de kiezers van Ber
gen op Zoom. Ik wensch mijn kiezers vanaf deze plaats te dan
ken voor dat groote vertrouwen. De grootste spijt van den gang
van zaken mag ik echter wel hebben, omdat het toch zoo goed
had kunnen worden. Maar zooals ik reeds gezegd heb, mijn eigen
vrienden wilden mij niet meer terug zien en daarvoor moest die
tegenwerking komen, ook drie verg-aderingen terug, toen er een
fractievergadering was van de R.K.Staat spart ij erelijstToen
toch bracht ik mijn idee naar voren, waardoor in het gemeente
belang en het Katholieke belanp; onzer stad het beste gediend
zou zijn geweest. Immers, zelfs al moeten we volgens de wet ver
kies in g houden voor den gemeenteraad, toch was er een middel
om weer vrede in Bergen op Zoom te brengen. Maar ook dat middel,
door mij naar voren gebracht, wilde men niet aangrijpen.
Sn toch, het was boo goed. Immers daardoor zou verkregen ziJn.
dat alle Eittende raadsleden zonder verkiezing aitrin* soul er.
nebben kunnen blijven nemen, desnoods aangevuld met een vie.-7"";ui
jonge menechen, die als reserves zouden hebben kunnen dienu
boen. ja, de wethouders *oud#n dan mieeahidn nog hebben kurt.1
blijven zitten, slechts aangevuld met een lid van de tegen
partij of van een andersdenkende groep. Maar mijn vrienden wil
den dat niet. Er moest weer strijd komen in de Katholieke zaak.