- 7 - De heer VAN HASSELT zegt, dat inderdaad in het reglement op de bad- en zweminrichting is bepaald, dat de opzichter door den raad moet worden benoemd, zooals door den heer Juten reeds werd opge merkt, terwijl die benoeming daarnaast ook nog aan den raad ie voorbehouden door het besluit, dat de raad indertijd op voorstel van den heer Bekker heeft genomen. Het college kon daar echter onderuit door iemand te benoemen op arbeidscontract en dat heeft de raad bij de besprekingen van deze aangelegenheid in de vorige vergadering willen voorkomen, waarbij het aan de zaak op zichzelf niets afdeed of de functionaris opzichter dan wel direc teur genoemd zou worden. In verband met het hoogere salaris, dat nu aan de functie verbonden zal worden en de bedoeling van het college om den directeur in de wintermaanden met andere werkzaam heden te belasten, acht spreker het toch ook wenschelijk, dat de raad tevoren weet, waarin die andere werkzaamheden zullen bestaan. Spreker zal er dan ook prijs op stellen dit alsnog te vernemen voordat de raad een beslissing moet nemen. De heer SCHEFFELAAR zegt het niet eens te zijn met het voorstel van B W, Spreker ziet ook niet in, waarom hier nu zoo'n haast mee gemaakt moet worden. Er is momenteel een tijdelijk opzichter die op een proeftijd is aangesteld. Spreker vraagt, wat er met dien man zal gebeuren, wanneer dit voorstel zou worden aai ge no men Hij heeft toch recht op zijn proeftijd en men kan hem dus niet zonder meer aan den kant zetten, wanneer iemand anders tot directeur zou worden benoemd. Naar sprekers meening kan men deze zaak veel beter aanhouden tot het seizoen is afgeloopen, waarna een en ander dan rustig kan worden bekeken. Er zijn naar sprekers inzicht toch wel andere zaken, welke met meer haast een oplossing noodig hebben dan deze De heer FRANKEN zegt na al hetgeen omtrent deze aangelegenheid reeds naar voren gebracht is, kort te willen zijn. spreker is het er mee eens, dat de opzichter of de directeur door den raad be- noemd moet worden, maar ook spreker zou vooraf willen weten, wat de functionaris te doen krijgt als het zwemeeizoen is afgeloopen. Wethouder MUSTERS zegt, dat in de vorige vergadering wel dege lijk de wensch naar voren gekomen is om als hoofd van de bad- en zweminrichting iemand in vasten dienst te benoemen. Wat de hier gemaakte opmerkingen betreft, wil spreker het eerst even hebben over het voorgestelde salaris, en dan zou hij willen vragen, of een salaris van f.1500,- f.2000,te veel is voor een directeur van een dergelijke inrichting, en of er dan met geld wordt gesmeten, wanneer spreker nagaat, dat het in het belang van de inrichting en daarmede vanzelf ook in dat der gemeente is, dat daar iemand aan hot hoofd staat, die de menschen, ook de vreemdelingen, behoorlijk kan ontvangen en de zaak op de juiste wijze kan leiden, terwijl hij daarbij gedurende 5 maanden van 's morgens 8 uur tot 's avonds 8 uur onafgebroken in functie moet zijn, ook 's Zondags. Naar spre kers meening heeft zoo'n man aan dit salaris dan niets te veel. Wanneer men iemand in vasten dienst aan het hoofd van de bad- en zweminrichting wil hebben, dan moet dat iemand zijn, die daar met het noodige gezag kan optreden en tegelijk de noodige reclame voor de inrichting weet te maken. Vanzelfsprekend is ook overwogen, wat degene, die in vasten dienst als directeur van de bad- en zweminrichting zou worden be noemd, zou moeten doen in de maanden, dat de bad- en zweminrichting gesloten is en daarbij werd al spoedig opgemerkt, dat hij dan heel goed te gebruiken zou zijn bij een anderen tak van dienst, b.v, bij de steunverleening of het armbestuur, waar men iemand, die eenigs- zins administratief onderlegd is, in die maanden altijd heel goed gebruiken kan. Wanneer dat zou gebeuren, dan is spreker er van overtuigd, dat de man geen geld kost aan de gemeente, maar daar zelfs geld voor verdienen zal, zoolang althans de abnormale toe stand, zooals we dien nu al jaren hebben, voortduurt. Wat de door den heer Weijts gemaakte opmerkingen betreft, zegt spreker het volkomen met dezen eens te zijn, dat het funest werkt, wanneer men een college heeft, dat enkel vriendjes benoemt zonder er op te letten, of zij voor de te vervullen betrekking wel de noodige capaciteiten hebben. Wanneer er echter een plaatsje voor do een of andere betrekking open is en onder de sollicitanten be vindt zich een goede kennis of desnoods een familielid van een der leden van het college, waarvan men overtuigd is, dat hij voor de te vervullen betrekking ten volle geschikt is en zijn werk naar be-

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1939 | | pagina 108