oon verandering in titulatuur, zooals de raad dat zelf gewild heeft De heer SCHUYL ziet in het betoog van den heer Weijts niets andere dan een aardig verkiezingsprogramma. Spreker zou andere ook niet geweten hebben, met welk programma de heer Weijts met de ver kiezingen voor den dag had moeten komen. De heer BECHT merkt op, dat er toch veel waarheid zit in hetgeen door den heer Weijts naar voreh gebracht werd, en ook spreker be schouwt dit voorstel als een voorlooper van hetgeen nog zal volgen. Spreker ziet niet in, waarom de raad wel een directeur zou kunnen benoemen en niet een opzichter. Dat maakt voor spreker geen ver schil en het is z.i. ook niet juist, dat de raad in een vorige vergadering besloten zou hebben, dat er een directeur inpiaats van eon opzichter moet komen. Naar sprekers meening moet iedereen voor deze functie in aanmerking kunnen komen, hetgeen niet het geval zal zijn, wanneer besloten zou xvorden tot het aanstellen van een directeur. Voor een seizoenbedrijf als dit, acht spreker een sala ris van f.500,- f.1000,ruim voldoende, en hij is er dan ook op tegen, dat de verandering van titulatuur een salarisverhooging medebrengt, waardoor het salaris gebracht zou worden op f,1500, - f,2000,Sen dergelijken gang van zaken acht spreker uit den boozeOverigens vraagt ook spreker zich af, welke werkzaamheden aan den te benoemen directeur zullen worden opgedragen, wanneer het seizoen voorbij is en het zwembad is gesloten. Naar sprekers meening zijn alle diensten reeds overbezet met personeel en zal voor dezen functionaris in den winter dus werk gezocht moeten worden. Het wordt daardoor inderdaad een scheppen van een baantje om iemand een pleizier te doen en spreker wenscht daaraan niet mede te werken. Spreker zal daarom tegen dit voorstel stemmen, wanneer de wijziging van de titulatuur van opzichter in directeur tevens gepaard moet gaan met een verhooging van het salaris. De heer JUTEN zegt ook van meening te zijn, dat de toelichting bij dit voorstel niet erg gelukkig gekozen is. Ook spreker is er niets van bekend, dat bij vorige besprekingen omtrent de kwestie der benoeming van den opzichter der bad- en zweminrichting in den raad de wenschelijkheid naar voren zou zijn gebracht om den titel van opzichter te veranderen in dien van directeur. Dat zulks een gevolg zou zijn van het besluit van den raad om de benoeming van dien opzichter aan zich te houden, zooals de Voorzitter het wilde doen voorkomen, is al evenmin juist, want ook volgens het regle ment op de bad- en zweminrichting, dat al in 1926 is vastgesteld, moet de benoeming van den opzichter der inrichting door den raad' geschieden. Dat reglement is nooit ingetrokken noch het bewuste artikel gewijzigd, zoodat men hieraan dus nog altijd gehouden is. Spreker wil er verder op wijzen, dat door B W de tegenwoor dige opzichter voor enkele maanden op proef als zoodanig is aan gesteld, en er zoolang die proeftijd nog niet om is, dus niets van valt te zeggen, wat er straks dient te gebeuren. Ook de thans op proef zijnde opzichter is gesteld in de salarisklasse van f. 5°0>- f.1000,hetgeen spreker voor een seizoenbetrekking voldoende vindt. Om nu plots in verband met de wijziging van de titulatuur het salaris te gaan verhoogen en te brengen op f.1500, -f.2000,acht spreker absoluut onjuist en geheel in strijd met zijn hieromtrent steeds naar voren gebrachte meening. Spreker vindt een dergelijk voorstel eenvoudig belachelijk, als hij nagaat, dat het hier betreft een inrichting, die aan uitbreiding en ver betering f.100.000,heeft gekost en waar ieder jaar geld bij moet. Spreker kan dan niet anders dan het betoog van den heer Weijts ten volle onderschrijven en ook als zijn meening uitspreken, clat dit weer een nieuw bewijs is van de politiek, welke door dit college geleidelijk is doorgevoerd om de vriendjes aan allerlei baantjes te helpen. Spreker gelooft, dat men door een dergelijke politiek niet ver meer verwijderd zal zijn van den toestand, zoo als we dien in 1925 gekend hebben. Of dacht men soms, dat het daar niet heengaat, vraagt spreker, wanneer men bijvoorbeeld weet, dat beslag op het salaris moest worden gelegd bij een ambtenaar die met een leidende functie is belast? Dergelijke dingen geven spreker aanleiding tot de veronderstelling, dat men weer op weg is naar den ontoelaatbaren toestand van 1925. Spreker wenscht daar aan niet mede te werken en daarom zal hij tegen het voorstel van 3 W stemmen.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1939 | | pagina 107