- 5 -
van Goor, behaalt de heer Witte 11 en de heer van Goor 8 stemmen,
zoodat de heer Witte benoemd is.
Onder dankbetuiging voor de bewezen diensten wordt het sterrn-
bureau hierna door den VOORZITTER ontbonden.
VII. VOORSTEL TOT WIJZIGING VaN DE ALGSMEENE S^LaRISVERORDENING
iq-tó In verband MET DE FUNCTIE VaN opzichter DER BAD- ENZWEM-
INRICHTING.
(Verzameling 1939 nr.72.)
De heer WEIJTS wijst er op, dat den raad thans een voorstel
wordt gedaan om den titel van opzichter der bad- en zweminrichting
te veranderen in dien van directeur, spreker weet wel, dat door
den heer Juten tot tweemaal toe de kwestie van benoeming en ontslag
van den opzichter der bad- en zweminrichting in den raad is ter
sprake gebracht, maar dat daarbij de wenschelijkheid naar voren is
gebracht om den titel van opzichter te xvijzigen in dien van direo-»
tour, kan spreker zich niet herinneren. Naar sprekers meening is
de toelichting van het college bij dit voorstel zeer vaag. Volgens
die toelichting is het de bedoeling, dat de te benoemen directeur
in den winter bij een anderen tak van dienst te werk wordt gesteld,
maar welke functie hem naast dien van directeur zal worden gegeven,
staat er niet bij vermeld, en spreker acht het toch wenechelijk,
dat aan den raad wordt medegedeeld, welke andere werkzaamheden nog
aan dezen funotionaris zullen worden opgedragen.
Spreker is het niet eens met de opmerking in de toelichting tot
het voorstel, als zou het raadsbesluit van 28 April, waarbij het
benoemingsrecht van den opzichter der bad- en zweminrichting aan
den raad werd gehouden, het thans gedane voorstel rechtvaardigen,
jaar sprekers meening zal de waardigheid van den raad geenszins in
het gedrang komen, wanneer een opzichter zou moeten worden benoemd
inplaats van een directeur. Spreker zou het kind liever maar in
eens bij den naam willen noemen en er op willen wijzen, dat z.i.
3 W hier weer bezig zijn om eqn betrekking te scheppen en een
baantje uit den grond te stampen ter wille van een of anderen
vriend van het college. Wanneer men de politiek van het college in
de laatste 4- jaren heeft meegemaakt, dan heeft men kunnen zien,
dat geregeld vriendjes van de wethouders en van de fractie bevoor
deeld werden boven anderen, In dit verband wil spreker wijzen op
do benoeming van een raadslid tot arbeider bij openbare werken.
Hoewel openbare werken een dienst is, waarvoor men verwachten mag,
dat iemand uit de bouwvakken zal worden benoemd, werd hier toch
oen fabrieksarbeider benoemd, hetgeen spreker uit dien hoofde dan
ook onjuist vindt.
Spreker wil verder wijzen op de benoeming van den directeur van
het slachthuis, waarvoor iemand met de noodige diploma's werd ge
passeerd. Ook op diverse bureaux werden vriendjes geplaatst. Zoo
kwam bij openbare werken een jongste bediende, welke daar heelemaal
niet noodig was, en we hebben hetzelfde gezien bij de gemeente
bedrijven. Het is zelfs gebeurd, zegt spreker, dat voor een betrek
king bij de gemeentebedrijven diverse sollicitanten met diploma's
zonder meer werden gepasseerd en er een jongen voor van school
gehaald werd, omdat zijn vader een kaartvriend is van een der wet
houders. Spreker vindt dat alles geheel onjuist en acht het niet
noodig hier namen te noemen, omdat ieder lid van den raad wel weet,
wie spreker bedoelt. Spreker somt nog verschillende andere gevallen
op, waarbij naar zijn meening vriendjes van het college werden ge
holpen en bevoordeeld, als bij de rioleeringswerkenhet schoon
maken van het stadhuis, en in deze vergadering nog de titulatuurs
verandering van iemand, die na verwant is aan een der raadsleden.
Spreker zegt, dat bij de laatste begrootingsbehandeling de
belastingschroeven werden aangedraaid om do begrooting kloppend te
krijgen en nu het geld weer wat ruimer gaat vloeien, worden weer
nieuwe functies geschapen om een vriendje aan een baantje te hei
oen. Spreker vindt een dergelijke politiek niet juist. Men heeft
straks dan nog als sluitsteen te verwachten de wachtgeldregeling
voor de wethouders, die niet meer zullen terug komen. Zoo komt men
van het een tot het ander en spreker zou den raad dan ook in allen
ernst willen ontraden om het voorstel van B W aan te nemen.
De VOORZITTER meent, dat de heer Weijts hier nu wel een aardig
betoog gehouden heeft, doch wat het aan de orde zijnde voorstel
van B W betreft, wil spreker toch opmerken, dat dit met vriend
jespolitiek niets te maken heeft, omdat het hier niet gaat om de
benoeming van een directeur der bad- en zweminrichting, maar om