të&Wig'ad'9éff f I
- ZESTIENDE VERGADERING.
r' 1-1 1 ■T™
Vrijdag 9 December 1938, des namiddags twee uur.
Voorzitter: de heer Kr.Drs.P.A.F.Blom, burgemeester.
Aanwezig de heeren Jos.de Moor,Jac,van Hal, B.Kruize8*A.Musters,
M.P.Franken,F.Broekmans,P.F.van Kaam,Adriaan Juten,J.van Hasselt,
MJS ohe f f e 1 aarHMWald erJBMe e rbachPWe i j t sThB o s ohmftn3AG
Kiepe,G.Becht,Joh.Schuyl,J.P.Bekker en O.J.A.M.Verlinden.
Secretaris: de heer J.P.Morra, waarnemend.
De VOORZITTER opent de vergadering en stelt voor, aan de agenda
alsnog toe te voegen het voorstel tot het verstrekken van een Kerst-
gave aan de daarvoor in aanmerking komende werkloozen.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming gaat de raad
hiermede accoord.
De VOORZITTER stelt dan aan de orde punt I der agenda:
BEHANDELING VAN DE GEMEENTEBEGROOTING EN VAN DE BEGROOTINGEN DER
GEMEENTEBEDRIJVEN VOOR HET DIENSTJAAR ÏOZQ.
(Verzameling 1938 nrs. 13^, 178 en 180.
Voor het houden der algemeens beschouwingen krijgt het eerst het
woord, de heer FRANKEN, die spreekt als volgt:
Mijnheer de voorzitter:
Toen ik de begrooting over het dienstjaar 1939 thuis_kreegter
bestudeering, was het mij niet vreemd, daarin weer te zien prijken
voorstellen tot verhooging van de belastingen en daarom zal ik een
korte beschouwing houden over de aangeboden begrooting.
De vooruitzichten die verwacht werden bij de inwerkingtreding
van de devaluatie hebben niet dat gebracht wat men er van verwachtte,
doch er is voor in de. plaats gekomen, als men zulks zoo noemen mag,
een pessimisme, wat zich ook eenigszins openbaart in deze begroo
ting.
De tijd waarin we thans leven is niet die, welken we allen zeer
gaarne zien, De wereld staat in zeer vele deelen nog in een brand
punt van strijd en als we dat alles dan eens goed overzien, zijn we
bij lange nog niet aan een keerpunt en zal er nog heel wat moeten
gebeuren om den waren vrede, waarnaar zeer velen onder de volkeren
verlangen, terug te brengen, n.l. meer geluk en welvaart voor
allen. Zoolang deze werkelijkheid een utopie zal blijken, zoolang
zal er van een gezonde en hoognoodige opleving op het veel omvat
tende terrein geen sprake kunnen zijn. Er zullen m.i. nog veel, zeer
veel moeilijkheden overwonnen moeten worden om te komen tot een
reëele en gezonde opleving in de maatschappij in haar vollen omvang.
In een abnormalen tijd en sfeer, zooals we die momenteel beleven
en waarin gearbeid moet worden op het terrein der politiek, zal er,
en dit is verklaarbaar, van een college van B W en den raad, wie
dit ook mogen zijn, heel wat stuurmanskunst gevergd worden om het
steeds dobberende, soms beukende schip, hiermede bedoel ik natuur
lijk de gemeentelijke huishouding, in evenwicht te houden en te
brengen. Dit blijkt echter niet alleen voor een gemeente, doch ook
voor een provincie en ook voor onze landsregeering een zeer moei
lijke taak te zijn. Allerwegen wordt een klaagtoon gehoord, van.
hoog tot laag, dat de inkomsten de uitgaven niet meer kunnen dek
ken en als gevolg daarvan zit men in zak en asch.
Er zijn wel eens opmerkingen gelanceerd aan het adres van het
college van B W over voorstellen die gerenvoyeerd werden, omdat
deze niet behoorlijk zouden zijn voorbereid geweest. Dit is m.i.
overdreven, want nadien is gebleken dat,_wanneer deze voorstellen
terug kwamen in den raad, ze met een kleine correctie zijn geaccep
teerd geworden. Ik kan me echter zeer levendig indenken, dat, waar
nog iets zit te wringen, dit op een of andere manier moet worden
gewroken. Dit is ieders volkomen recht, maar dan mag menook ver
wachten, dat een mea culpa hierop zoude volgen en dit juist blyft
achterwege.
Veronderstelt eens een oogenblik dat alle voorstellen door o w
in den raad gebracht, zoo maar zonder discussie, zonder een enkele
bemerking van de leden, zouden worden goedgekeurd. Zou dit dan geen
unicum zijn? Ik heb mijzelf wel eens in gemoede afgevraagd of de
critiek die bij een of ander voorstel naar voren werd gebracht^al-
tijd steekhoudend was en beslist noodzakelijk moest geschieden?
Ik ben geen tegenstander van critiek mits deze maar gezond en op
bouwend is ten bate van het gemeenschaps- en gemeentebelang.
van