ET.FDE VERGADERING,
Woensdag 31 Augustus 1938, des namiddags twee uur.
Voorzitter: de heer Mr.Drs. P.A.F.Blom, burgemeester.
Aanwezig de heer®n: B.Kruize, Jac.van Hal, J.B.Meerbach, P.F.van
Kaam, J.de Moor, Joh.Schuyl, J.P.Bekk®r, H.M.Walder, F.Broekmans,
S. A.MustersG.B®cht, M.J.ScheffelaarAdr.Jut®n, A,G.Kiepe
Th.Boschman, C.J.A.M.Verlinden, J.van Hasselt, P.WeiJts..
Afwezig met kennisgeving dp heer M.P.Franken.
Secretaris de heer J.A.van de Wouw.
Dp VOORZITTER opent de vergadering en terwijl de l®den zich van
hun zetels verheffen, houdt spreker de volgende rpde;
Het is nog niet zoolang geleden, dat het Zweedsche volk Juicheno
en jubelend om zijn grijzen koning Gustaaf den Vijfde stond op
dipns tachtigsten verjaardag, dankend en lovend, dat hun vorst zoo
lang over het land geregeerd had, vol besef van de werkelijkheid,
dat een koningschap toch een zegen voor een land is. Gij allen we~u
het, dat het Zweedsche koningshuis nog jong is, vergeleken met dat
van Engeland en Nederland. Had het Zweedsche volkreden tot dank
bare herdenking, heeft het Engeisch® volk aanleiding vervul e
zijn van betooning van vreugde en van geluk, als zich gelegenheden
voordoen, waarbij hun vorstenhuis naar buiten treedt, nog meer bij
ons Nederlanders leeft het besef van den innigstpn band, welke
tusschen ons Koninklijk Huis en ons, bestaat, een band voortgekomen
uit samenlijden en samenstrijden. Het volk gaat nu op dezen Konm
ginnedag en op dezen dag van veertig jaren regeeren van Rare
Majesteit, zich rekenschap geven, wat het Huis van Oranje voor ons
volk was en is: de plaats, welk® ons Vorstenhuis inneemt in e;
Vaderlandsch bestek, zijn'rol in de geschiedenis van de Nederlanden
zijn streven met betrekking tot de ontwikkeling van het volk, dat
tusschen Schelde en de Rijn-Maas-delta geworden is: h®t Nederiand-
sche Volk.
Is het nog noodig, dat wij een balans gaan opmaken, een balans,
die naast die van het Engelsche en Zweedsche koningshuis, niet an
ders dan een prachtfiguur moet slaan: ®r is een allergrootst
credit te boeken. a+.
Want stonden Oranje en de Noord-Nederlanders ten slotte niet
door bijzondere omstandigheden vrijwel van den aanvang af stevig
verbonden aan elkander in den grooten strijd om het bestaansrecht
van een volk, dat vrij wilde worden van de overheersching van een
overmachtigen vijand? Laat ik ter toelichting grijpt naar het
gedicht van Valerius, dat voor allen, die hart hebben voor Bergen
op-Zoom, in de eoren klinkt als een volkslied, een ecnt Bergsch
gezang dat weergeeft den oorsprong van den heldenstrijd, ingezet
ooi? aantasting van d- privileges aan ons volk g-sohonken, teniet
te doen; Valerius heft dan aan:
Merck toch ho* sterk nu in 't werk sich al steld
die 1t allentijd soo ons vreyheyt heeft bestreden;
hier is nu het kernpunt.
Oranje nam het voor ons op, daarbij wist hij vooruit, dat dit
zou beteekenen de grootste ellende; hij ging voor om dan zij aan
zij te staan met ons om de vrijheid te behouden, waar deze nog
was en te doen weerkeer®n, waar die reeds weggevaagd was.
Het antwoord van Philips II laat Valerius ook hooren:
siet hoe hy slaaft, graeft en draeft met geweld
om ons goet en ons bloet pn onse stedpn
Wat heeft Oranje al niet gedaan: Hij heeft opgeofferd zijn
eigen vrijheid: Hij werd vogelvrij verklaard; Hij heeft zijn goea
geofferd wat in het bereik van d®n Spaanschen stalen vuist lag,
werd in beslag genomen ®n geconfiskeerd, wat daarbuiten lag, ver
kocht Oranje zelf om uit d® opbrengst de Nederlanden te dienen u
het bloed van zijn huis viel allereerst in den slag bij Heilig
le® en ten slotte zijn eigen bloed in 1584.
Oranje was agressief, in het d®rde vers van het Merck toch
ho® sterk", laat Valerius dit uitkomen:
die van Oranjen quam Spanjen aan boord
om uit het velt als een helt, 't geweld te weeren
Hierin ligt de diepere beteekenis van het optreden van de
Oranje 1 s tijdens den Tachtig jarigen Oorlog, al Valerius
woorden dan in dit geval op het bpleg van Spinola in lb28.