- 22 -
Mijnheer do Voorzitter. Uit bovenstaande blijkt, dat ondanks alle
door ons aangewende pogingen om door wedorzijdsch overleg tot een
voor allen aanvaardbaar compromis te komen, de betrokken instanties
star op hun standpunt blijven staan. Vanzelf dringt nu de vraag na,ar
voren of de loonen van het gemeentepersoneel voor verlaging vatbaar
zijn, en zoo ja, of de door het departement voorgeschreven loonen
voor Bergen op Zoom de juiste zijn.
Het moge waar zijn. dat bij een berekening van een gemiddeld
plaatselijk uurloon van ^7 cent de voorgeschreven loonen rekenkundig
zoo bepaald moeten worden. Alleen is er dan geen rekening genouden
hoe het komt, dat het plaatselijk uurloon zoo laag is. Herhaaldelijk
is er op gewezen, dat bovenbedoeld loon wordt gedrukt door het feit,
dat de werklieden uit de omliggende dorpen, wat hun levensonderhoud
betreft, in veel gunstiger omstandigheden verkeeren dan hun collega's
die in onze gemeente wonen. Daardoor kunnen zij voor een lager uur
loon werken, en zoodoende wordt het plaatselijk loonpeil ongunstig
beïnvloed.
Ik heb uit de statistiek van de arbeidsvoorwaarden va10 gemeente
werklieden in Nederland van 1 Mei 193^, en dit zijn toch de laatste
officieele cijfers, voldoende gegevens kunnen putten om vast tc
stellen, dat Bergen op Zoom,als de door het departement voorgeschre
ven loonen uitbetaald zullen moeten worden, zich in een ongunstige
uitzonderingspositie ziet geplaatst.
Ik vraag mij af, als de berekening der loonen in de geneenteg in
de statistiek aangegeven, is geschied zooals dat voor Bergen op Zoom
is voorgeschreven, hoe het dan komt dat in die plaatsen het loon
zooveel hooger is. De vraag dient gesteld, of het rijk en de gemeente
mogen profiteeren, om geen ander woord te gebruiken, van de voor de
werklieden ongunstige factoren, die het plaatselijk loonpeil omlaag
kunnen drukken. Waarom, zoo vraag ik mij af, wijst men eik overleg
van de hand? 6
Als het inderdaad juist is, dat de door E ff voorgestelde en door
de meerderheid van den raad geaccepteerde loonen aan den hoogen kant
zijn, waarom zou dan door overleg geen middenweg te vinden ziin?
Ware er dan met inachtneming van b icc standpunten, gasn snkSlo op
lossing te vinden, of vnnscht men nit tot een dusdanig resultaat ts
komen? .7aar sen wil is, is ook 3 ra weg. Ik meen dat de meerderheid
van het college hier zijn goeden wil getoond hesf't. j-hans staan wij
voor sen fait accompli. Het hoogste gezag in een lands heeft gespro
ken en 3 gevoelen zich noodgedwongen verplicht zich bij deze be
slissing neer te leggen. Ik ben er van overtuigd, cat de meerderheid
van het college, voor wie deze loonsverhooging te ver ging, al het
mogelijke heeft gedaan wat in deze te doen stond. Zij is hierin niet
geslaagd. Je beslissing is thans aan den raad.
De heer FilANKSN zegt dat,wanneer hij ov r dit voorstel hst woord
voert, hij dat doet omdat oen raad wordt voorgelegd een koninklijk
besluit om binnen drie maanden een beslissing te nemen over de
salarisverordening, waaronder ook valt die voor de arbsiders in
dienst der gemeente, jen regeling, die, zooals deze door den minister
wordt gesteld, een ingrijpsnde'vsrlaging zal bsteekenen van het loon
voor de arbeiders. In vorige vergaderingen heeft de raad te kennen
gegeven, en zelfs in de laatste vergadering unaniem daartoe besloten,
dat hij de regeling door oen minister voorlest?ld, onder gsen enkele
voorwaarde wenschte te aanvaarden. Spreker vertrouwt, dat de raad ook
thans dit standpunt zal innemen.
Over deze materie zijn door het college van 3 'J meerdere brieven
gezonden aan dsn minist r van binncnlanosch: zalctn. Het resumé zoo
juist daaromtrent door don wethouder van sociale zaken gegeven, be
hoeft geen nadere toelichting en spreker gaat daar volkomen mee
accoord. De minister schijnt niet gemakkelijk schriftelijk te worden
overtuigd van de werkelijk z se geargumenteerde bezwaren, waarbij nog
komt dat,wanneer een besprelcina daarover met den minister word aan
gevraagd, om genoemde argumenten, neergelegd in de diverss brieven,
te mogen kom-n bespreken en verdedigen, dit niet werd toegestaan.
Spreker vindt een dergelijk standpunt niet juist ai kan zich daar
niet mee versenigen.
Nu de zaken zoo staan en deze materie haar eindpunt heeft bereikt,
dient ar naar sprekers meening een anders weg gekozen te worden om
dit loohvraagstuk alsnog tot een goede en meer redelijke oplossing
te brengen. De tijd van drie maanden is nog niet verstreken, dat is
pas 1 Maart a.s. en daarom doet sprsksr hst voorstel om os beslissing
op het koninklijk besluit, dat b.trekking heeft op de wijziging van
do salarisverordening voor de arbeiders in dienst der gemeente, aan