- 3 -
politiek in Bergen op Zoom te blijven.
De heer SCHUYL merkt op, dat de heer Verlinden die beschouwing
over Europa maar in De Zoom moet zetten.
De heer VERLIJDEN vervolgt:
Gelukkig heb ik kunnen const p.t eer en dat er symptomen zijn, die
wijzen op een gunstige richting voor wat samenwerking betreft. De
critiek van zekere zijde hier uitgeoefend, welke in het begin van
deze zittingsperiode nog afbrekend was, schijnt langzaam maar zeker
te veranderen in een opbouwende critiek. Hogen ook diegenen, die tot
op heden nog niet van goeden wil zijn, begrijpen dat het waarachtig
belang van Bergen op Zoom alleen gediend kan worden wanneer persoon
lijke sympathieën en antipathieën, wanneer persoonlijke belangetjes
op zij worden gezet om gezamenlijk het waarachtig belang van onze
stad te kunnen dienen. Ik geloof, Mijnheer de Voorzitter, dat wij,
jongeren, leven in een overgangstijdperk, ik weet, de politieke ver
houdingen waren vroeger in Katholiek Bergen op Zoom veel en veel
scherper dan nu, aan ons om daar een eind aan te maken. Er is voor
kort in onze politieke partij een actie op touw gezet om onze R.K.
Staatspartij nog sterker en hechter te maken. Hulde aan hen, die hun
krachten geven om dit doel te bereiken. Moge die actie voor Bergen-
op-Zoom een zegen zijn.
Mijnheer de Voorzitter. U hebt zich vorig jaar beklaagd over den
inhoud der debatten, omdat deze meerendeels de begrooting zelve niet
raakten. Ik hoop van ganscher harte, dat U eenzelfde opmerking dit
jaar niet behoeft te naken.
En nu iets over de begrooting zelve. Het valt niet te verhelen,
Mijnheer de Voorzitter, dat deze begrooting er somber uitziet. Wie
het a,nders zegt, spreekt tegen beter willen in, maar dat is voor
ons geen reden om te vervallen in een pessimisme, want een pessimist
ziet den toestand nog donkerder in. Men moge niet uit het oog ver
liezen, da.t door de verschillende regeeringsmaatregelen vele gemeen
ten automatisch gedreven worden in de handen der regeering. Meer en
meer wordt het aantal gemeenten, welke noodlijdend zijn, die om een
debacle te voorkomen, bij de regeering moeten aankloppen om het ont
stane tekort met regeeringssteun te kunnen dekken. Gelukkig, Bergen-
op—Zoom staat voor wat z'n financieele positie betreft, tegenover
andere gemeenten er nog gunstig bij. De belastingdruk - ze is zeker
zwaar, vooral nu de inkomsten van bijna, alle burgers terugloopen
staat toch in vergelijking met tal va.n andere gemeenten nog zeer
laag. Ik denk b.v. aan de personeele belasting, welke wij tot nu toe
op 130 opcenten hebben kunnen houden, terwijl"in vele omliggende
gemeenten, kleinere zoowel als grootere, reeds het maximum aantal
opcenten van 200 is bereikt, terwijl ook de vermogens- en andere
belastingen zwaar drukken op die inwoners. Er is een tekort op deze
begrooting van ruim f.18000,en niet zooals beweerd is va.n ruim
f.100.000, Men vra.agt naar de oorzaak, maar ze is niet ver te
zoeken. Het tekort is m.i. niet ontstaan door het loslaten der
koorden van de beurs, maar het is ontstaan doordat de uitgaven steeds
meer en meer toenamen terwijl de belastingopbrengst aan de andere
zijde minder en minder werd. Die meerdere uitgnveh, waarover ik zoo
juist sprak, vloeien hoofdzakelijk voort uit de tijdsomstandigheden
waarin wij leven. We zien nog steeds het aantal werkloozen niet af
nemen en zelfs de devaluatie va.n onzen gulden heeft deze stijging
niet^ tegen kunnen gaan. Zagen andere gemeenten, zooals Tilburg,
Eindhoven en Helmond, hun aantal werkloozen de laatste maanden sterk
orugloopen omdat die fabrieken waar zij thans beter kunnen concur-
reeren tegenover het buitenland, meer orders kregen, hier in Bergen-
op—Zoom hebben wij tot op heden helaas zulk een gelukkig verschipsel
zoo goed als niet kunnen waarnemen.
Wat mij pijnlijk heeft getroffen is de steeds toenemende armoede
van een zeker deel van onze bevolking. Meer en meer burgers moesten
bij het armbestuur aankloppen, dat zelfs dit jaar niet meer met het
eschikbare bedra.g toe kon komen en bij den raad om een extra sub
sidie moest aankloppen. Met deze toename van armlastigen is de toch
al moeilijke taak van het college van regenten van het algemeen
urgerlijk armbestuur nog moeilijker geworden. Een woord van waar—
deering aan dit college mag dan ook niet onthouden worden. Een
zeilde activiteit mag hier ook wel gememoreerd worden ten aanzien
van de leden van de steuncommissieMaar al wordt de nood van onze
werklooze arbeiders eenigszins gelenigd, toch kunnen de getroffen
maatregelen mij niet bekoren. Ik acht het ongewenscht, dat onze