- 1+1 -
De SECRETARIS deelt mede, dat er ook nog een andere weg on is,
door n»l. de begrooting van het gasthuis niet goed te keuren.
Do heer VAN HASSELT zegt dat men daarmede nog geen uitspraak
van den civielen rechter heeft.
De SECRETARIS is van meening, dat dit ook niet behoeft. Wanneer
de bogrooting van het gasthuis niet goedgekeurd wordt door hen
raad, zal het college van regenten zich wel tot ged.staten wenden
en dan kan op die manier een uitspraak van de Kroon worden uit
gelokt.
De VOORZITTER acht het •t beste hier niet verder oo m te gaan,
daar hij het niet verstandig vindt hier in het openbaar te gaan
vertellen, welke pijlen het gemeentebestuur nog oo z'n boog heeft.
Spreker heeft er geen bezwaar tegen den raad hieromtrent in be
sloten vergadering verder in te lichten.
De heer VAN HASSELT acht een besloten zitting hiervoor geens
zins noodig en is van meening, dat deze kwestie gerust in het open
baar kan worden besproken.
De VOORZITTER is toch niet van plan er in openbare vergadering
verder op in te gaan.
De heer VAN HASSELT merkt oo, dat door het gemeentebestuur in
elk geval een daad gesteld zal moeten worden, daar andere de gelde
nooit door het gasthuis terugbetaald zullen worden.
De heer BOSCHMAN zegt dat men zooveel daden kan stellen als men
wil, maar dat het gasthuis die gelden toch niet terug zal betalen,
omdat het geen gemeente-instelling is.
De heer BECHT is ook van meening, dat deze zaak zoo niet kan
blijven loopen en er een daad gesteld zal moeten worden. Spreker
vraagt, waarom deze kwestie niet eerst aan het oordeel van den
raad is voorgelegd voordat B W tot betaling van het gevorderde
bedrag overgingen?
De VOORZITTER zegt dat dit niet noodig werd geacht omdat de
raad indertijd reeds heeft uitgemaakt, dat het gasthuis een ge
meentelijke instelling is. De uitspraak van den pensioenraad was
daarmede dus geheel in overeenstemming.
Wethouder MEERBACH vraagt waarom door het vorig college niet
do weg gevolgd is, zooals die hier nu is aangegeven? Door de han
delwijze van den pensioenraad was de zaak voor het tegenwoordige
college zoo accuut geworden, dat we zelfs onze eigen persoonlij e
meening als het ware moesten inslikken, omdat we als college ge
bonden waren aan de uitspraak van den raad, dat het gasthuis een
gemeentelijke instelling was. Men kan nu wel zeggen, dat het col
lege die zaak niet zoo ernstig had moeten opvatten, maar spreker
vraagt zich toch af, wat hier wel naar voren zou zijn gekomen,
wanneer het college niet aan de vordering van den pensioenraad
zon hebben voldaan en daaruit andere moeilijkheden ten nadeele van
de gemeente zouden zijn voortgesproten.
De heer VAN HASSELT zegt dat door den heer Juten als toenmalige
voorzitter van het ooilege van regenten van het algemeen burger
gasthuis steeds is betwist dat het gasthuiseen gemeentelijke in
stelling is en dat de regenten er dan ook niet aan dachten om
eenige pensioenbijdrage voor directeur of amanuensis te betalen.
Ged. staten hebben zich omtrent de kwestie of het gasthuis al dan
niet een gemeentelijke instelling was, nooit uitgesprokenMen kan
er nu wel de geschiedenis van het gasthuis bijhalen, zooals de
heer Weider gedaan heeft, maar naar sprekers meening ib die geschi
denis aan de hand van de tot nu toe bekende stukken nog lang n
volledig om deze als onomstootelijk bewijs te doen dienen dat het
gasthuis een gemeentelijke instelling zou zijn. Die kwestie is
door spreker echter geheel buiten beschouwing gelaten, hij
hot in" zijn betoog alleen gehad over de gedane betaling, welk De-
drag naar sprekers meening van het gasthuis zal moeten worden
teruggevorderd, en waarbij de zaak tot voor den rechter zal moeten
worden uitgevoohten.
Wethouder MEERBACH merkt op, dat dit laatste nog een open vraag
i s
*De heer VAN HASSELT zegt dat op de hier naar voren gebrachte
wijze wel een uitspraak van de Kroon verkregen zal kunnen worden,
maar wanneer het gasthuis blijft weigeren de gelden terug te be
talen, zal de zaak uiteindelijk toch voor den civielenrechter
moeten komen en zal deze alsnog hebben uit te maken, wie moet be
talen