Gewone dienst Hoofdstuk I.Vroegere diensten. Inkomsten Volgnummer 2. Achte rot all 1 ge inkomsten van vorige dienstjaren,. De heer VAN HASSELT spreekt hierbij als volgt: Lijnheer de Voorzirter. De commissie tot het nazien der thans in "behandeling zijnde gemeenterekening, en in het bijzonder haar volijverige voorzitter en rapporteur, verdient alle hulde voor het vele en goede werk, dat zij ten deze verrichtte, waartegen het denigreerend antwoord van het college van B W donker afsteekt. Het is dan ook te prijzen, dat de commissie naast vele andere punten ook aansneed de door B W gedane pensioenbetaling van f.2650,50 voor geneesheer-directeur en amanuensis van het algemeen burger gasthuis, opdat deze zaak daardoor publiekelijk in het juiste licht kan worden gesteld. Gelet op het feit, dat het algemeen burger gasthuis een afzonder lijk rechtspersoon is, een stichting, welke zelfstandig haar finan- cieele taak regelt en uitoefent, moet het eenieder als buitenissig opval Ion', 'dat door de gemeente uit de gemeentekas voor personen in dienst van het gasthuis een pensioenbijdrage is betaald en wel in 1936 over de jaren 1922 - 1934. Reeds op het eerste gezicht mocht dit de commissie abnormaal voorkomen en het antwoord van B W is ten deze onvolledig, ondui delijk en onbevredigend. Ik moge dit als volgt aantoonen: De pensioenwet houdt in, dat voor bestuursleden en ambtenaren in vasten dienst bij GEMEENTELIJKE INSTELLINGEN, door of vanwege het daartoe bevoegd gezag der gemeente benoemd en in het genot van wedde uit andere dan gemeentelijke inkomsten betaald, een pensioen bijdrage is verschuldigd (art.4- sub 1 der pensioenwet). De pen sioenbijdrage wordt alsdan door den pensioenraad ingevorderd van de gemeente (art.35, 2e lid der pensioenwet). De gemeente heeft echter het recht de door haar betaalde pensioenbijdrage van derdes- betreffende gemeentelijke instellingen terug te vorderen art;'6 lid 3, der pensioenwet). Gaat de gemeente met de beslissing van den pensioenraad niet accoord, dan kan zij binnen JO dagen na de verzending dier beslissing door den pensioenraad, in beroep gaan. (art.125 pensioenwet). Dit is de wettelijke regeling. Hoe staan nu echter de feiten ten deze daartegenover? De pensioenraad is van meening, dat het algemeen burger gast huis een gemeentelijke instelling is. Vandaar de beslissing, welke door den pensioenraad op grond van art.4 sub e der pensioenwet (m het antwoord van B W staat sub c, doch dit moet zijn sub e) is genomen. De pensioenraad grondt zijn meening hierop, dat destijds door B W dit gasthuis is geplaatst op de lijst van instellingen van weldadigheid onder de categorie gemeente-instellingen. Van dit standpunt uitgaande, belast de pensioenraad, overeenkom st ip1 de wetsbepalingen, die ik hiervoor besprak, dus de gemeente voor de pensioenbijdragen en heeft de gemeente het recht deze door haar betaalde pensioenbijdragen van het gasthuis terug te vorderen. Dit kan men in het antwoord van B W, alleen niet zoo duidelijk, terug vinden. J '.aar hiermede zou de zaak alleen dan opgelost zijn als het gast huis met de beslissing van den pensioenraad accoord ging en dup ~:i de gemeente het bedrag ad f.2650,50 terug betaalde. Voor de gem.-ri te was de zaak dan zeer eenvoudig; tegenover de uitgaven zou ale n een even hooge inkomst staan en ware zulks het geval, er zou gee. aanleiding zijn op deze zaak in te gaan. Het algemeen burger gasthuis stelt zich echter op een ander standpunt. Het gasthuis zegt: ik ben geen gemeentelijke instellmi£ dus de pensioenraad mag geen pensioenbijdrage heffen. Doet hij toch en is de gemeente zoo verspillend die bijdrage zonder meer te betalen, daarom betaal ik, gasthuis, die gelden nog niet aa'. gemeente terug. Ik wil de vraag, of het ga.sthuis al dan niet terecht dit etan..^ punt inneemt, buiten beschouwing laten. De civiele rechter zal u- eindelijk de beslissing geven, indien de gemeente, waar het gast huis weigert Inderminne te betalen, tot het instellen van een Naar het^hier om gaat is, dat B W zonder meer de voormelde betaling hebben gedaan en deze handelwijze - gelet op de leiten - tot nadeel voor de gemeente aanleiding kan geven.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1937 | | pagina 339