von openbare werken aan de commissie heeft doen toekomen. Boven
dien zou bij vernieuwing van den buitenrand toch ook eenig materi
aal zijn verantwoord geworden. Ik trek de conclusie dat zoowel
B W els de directeur van openbare werken erg verlegen zitten met
de verhouding tusschen 10 kg verf en f.319,aan arbeidsloon en
er nu allerlei dingen bijslepen om althans den schijn te redden.
Mijn meening is, dat er niet voldoende toezicht wordt uitge
oefend bij het werk of men brengt andere zaken op dezen post, die
er niet thuis behooren.
Ook de toelichting betreffende de f.4-28,loon en de f.5,93
aan specie voor onderhoud van den havenmuur kan mij niet bevredigen
Mijn indruk is, dat vooral administratieve handigheid dezen post
opdrijft.
Naar aanleiding van onze opmerking over het wegvoeren van het
grof vuil aan de gemeente-reiniging, maken B W dezelfde veront
schuldiging als de directeur van openbare werken, n.l. dat op het
eind van 1935 noS een groot kwantum grof vuil aanwezig was. De
commissie heeft reeds In haar rappoit deze motiveering in twijfel
getrokken en aangetoond, dat de cijfers van het weggevoerde vuil
niet in die richting wijzen. B W hadden m.i. beter gedaan de
kwantums te overleggen, welke b.v, in 1933» 193^ en 3-935 waren weg
gevoerd. Dan had men misschien hieruit kunnen aantoonen, dat er
inderdaad op het eind van 1935 een groote hoeveelheid aanwezig had
kunnen zijn. De weggevoerde kwantums in 193^ spreken overtuigend
uit, dat een betere controle gewenscht ie.
Betreffende het denkbeeld van de commissie om recognitie van de
gemeentebedrijven te heffen voor de weegbrug in den Wittoucksingel,
ben ik alsnog van meening, dat men de zaak zuiver moet stellen.
Waarom heft men wel recognitie van kabels en buizen en waarom niet
van een weegbrug? Vervalt men bij de recognitie voor kabels en
buizen niet in allerlei fituliteiten met de daaraan verbonden romp
slomp en bij een weegbrug wel? Het schijnt, dat de samensteller van
het antwoord-rapport niet erg gelukkig is geweest in voorbeeld en
redactie
Over het antwoord van B W aangaande de huur voor den grond
ven een transformatorhuisjezullen de leden der commissie naar
mijn meening niet erg tevreden zijn. Men stelle zich betreffende
de leveringen, recognities, huren, gepresteerde diensten enz. tus
schen de verschillende diensten op een commercieel standpunt of
men late overal de verrekening weg, maar men moet zich niet op
twee verschillende standpunten plaatsen.
Betreffende het antwoord van B W over de aflossing van een
kapitaal, zal de commissie dankbaar zijn dat B W hun wenk hebben
opgevolgd en zelfs bespreking van een betere aflossing in het voor
nemen hebben.
Betreffende de uitbetaling van de subsidie-posten voor het bur
gerlijk armbestuur, welke in Juli 1937 plaats vonden over 1936,
past misschien de opmerking, dat het armbestuur eerst in Juli 1937,
dus na het sluiten van de rekening, de verhoogde subsidie aanvroeg.
Betreffende de opmerking over de bescheiden rakende de ontwik
keling en ontspanning van werkloozen, merk ik op, dat toen deze
niet aanwezig bleken bij de ter inzage gelegde stukken, ik ter
secretarie hiernaar heb gevraagd, waar men mij mededeelde, dat de-ae
naar den Haag waren. Ik zou willen vragen of, gezien het antwoord
van B W, het college weet, of deze stukken naar den Haag geweest
zijn.
Near aanleiding van de opmerking van enkele leden over de per
soneelsbezetting aan de bedrijven, doen deze hun bevindingen in
dit rapport neerleggen ter bestudeering voor de toekomst. Hoewel
het dus eigenlijk heelemaal niet op mijn weg ligt om hier in deze
vergadering er iets over te zeggen, noopt het antwoord van B W
mij er hier toch op in te gaan. Waar het als stuö&d-object was be
doeld, hebben de betreffende commissieleden geen cijfers genoemd
en alleen feiten gememoreerd. Hadden B W eens een eenvoudige
inzage van de bescheiden der gemeente-bedrijven genomen, dan zou
hun antwoord in deze anders en minder scherp geweest zijn,
Ik wil niet te diep op de zaak ingaan, maar mag als staving van
de opmerking, die deze leden zich veroorloofd hebben, toch zeer
zeker naar voren brengen, dat een fitter die f«3^»t>er week ver
dient, voor f.339,op de lijst van geldophalers geboekt werd.
Dit is dus 10 weken. Dan verrichtte hij gedurende acht weken con
trolediensten en rekent men daarbij dat hij voor feest-, verlof-