2k -
Over de opmerking betreffende het verslag van den toestand der
gemeente kan ik mij onmogelijk indenken, dat het B W ten eenen-
nale ontgaat, dat het de taak van de commissie zou vergemakkelijken
als men tevoren het jaarverslag kon bestudeeren. Hoewel B W van
dag tot dag verslagen ven de verschillende diensten binnen krijgen,
waardoor zij zich een algemeen oordeel over den toestand van die
diensten kunnen vormen, lijkt het mij toch gewenscht, eenmaal per
jaar deze gegevens bij elkaar te zien gegroepeerd. Ik geloof, dat
er een krachtig protest uit den raad zou opgaan tegen een mogelijke
afschaffing van dit jaarverslag.
Misschien mag ik hier de opmerking maken, dat B W nog nooit in
een commissie tot het nazien van de gemeenterekening zitting hadden
en zich dus misschien niet kunnen indenken, welke moeilijkheden men
hierbij tegen komt. Ik voor mij mag hier dankbaar het feit memoree--
ren, dat wij bij de bescheiden van de bedrijven een jaarverslag ter
inzage aantroffen en dat wij hiervan veel gemak hebben ondervonden.
Betreffende het schoonhouden van het stadhuis en archief zal ik
hier in openbare vergadering niet uitspreken, wat B W blijkbaar
verlangen. Ik hoop echter, dat B nog wel zulke goede oogen heb
ben en nog zooveel begrip van hoe het behoort, dat zij de opmerking
over de uitvoering van het aangehaalde werk wel zullen verstaan.
Wat betreft de continueering van de opdracht, verwondert het mij
ten zeerste, dat B W van meening zijn, dat de gemeente gebaat is
bij den tegenwoordigen gang van zaken. Ik kan me indenken, dat B
op grond van de opgedane ervaring een looptijd van een jaar voor
hot onderhavige bestek tekort vinden. Ook ik zelf voel veel voor
een termijn van 5 ja.ar, maar dan moet de aanbesteding voor dezen
termijn plaats hebben. Men zou evengoed een der aannemers van de
levering van materialen en rijloonen ten behoeve van het eenjaar-
lijksch onderhoud om zijn toewijding kunnen continueeren. Nu zal
men B W bevoorrechting van enkele personen in de schoenen kunnen
schuiven. Ik neen, dat B W er angstvallig voor moeten waken, dat
deze aantijgingen geen grond van waarheid krijgen. Bovendien weet
ik zeker, dat de gemeentefinancien bij nieuwe aanbesteding^gebaat
zullen zijn. Ik hoop daarom, dat de raad de noodzakelijkheid van
aanbesteding alsnog voor 1938 zal uitspreken.
Betreffende de nieuwe sloten op het archief zie ik, dat naar
aanleiding van de aandacht, welke de commissie aan deze zaak i
schonk, openbare werken mededeelt, dat do leverancier nog f.18,40
schuldig is. Ik hoop, dat B W nu zullen weten te bewerkstelligen,
dat ook betaling hiervan verkregen wordt.
Near aanleiding van de vraag van de commissie over het lidmaat
schap van de internationale vereeniging van ambtenaren van den
burgerlijken stand zie ik, dat er theoretisch iets voor te zeggen
valt dat dit op een raadsbesluit berust. Ik meen, dat theorie en
practijk hier semen kunnen gaan. De opmerking, dat zoodanige uit
gaven eerst gedaan worden en den bij de begrootingswijziging de
noodige gelden worden aangevraagd, gaat m.i. niet op. De begroo
tingswi jzigingen dienen enkel te geschieden ter nivelleering van
inkomsten en uitgaven in verband met de verschillende geraamde
bedragen op de jaarlijksche begrooting. Ben nieuw lidmaatschap
staat hier m.i. buiten en behoort bij de jaarlijksche behandeling
van de begrooting er op te worden gebracht. Hierdoor ontgaat het
niet aan de aandacht van de raadsleden.
Bij de penibele kwestie naar aanleiding van de aanschaffing van
vier nieuwe en het repareeren van twee oude wielen voor de eenige
brandladder, die we hebben, heeft de commissie naar de motieven
gevraagd welke bij B W gelden om de door den directeur afgekeurd»
wielen alsnog aan te koooen. Als men het antwoord van B W leest,
ziet men dat zij zonder aanhaling van motieven tot de conclusie
komen, dat elke reëele basis voor een afkeuring ontbrak.
Vinden B W niet dat zij hier een hoofdambtenaar tegenover den
raad als partijdig aanduiden, zonder dat deze ambtena,ar de gelegen
heid krijgt zich in deze te verdedigen? Is B W niet van oordeel,
dat de betrokken dossiers en de verhooren van de betrokken per
sonen aan den raad ter inzage moesten worden gegeven?
Men moet oppassen, dat weer niet over bevoorrechting van per
sonen gesproken wordt in verband met het feit, dat desmid, die de
ijzerwerken voor de afgekeurde wielen leverde, in familierelatie
staat met een der wethouders.