- 10 -
Do lieer WEIJTS zegt van deze heele zaak niet veel begrepen te
hebben omdat hij uit de teekening niet wijs kon worden. Uit destuk
ken heeft spreker gezien, dat ook voor de leden van de commissie van
openbare werken de teekening niet erg duidelijk was, want door de
co:r issie wordt in een der stukken gesproken van een traobordes,
terwijl in het advies van den directeur staat-, dat daar geen bordeo
is. Uit de overgelegde teekening is dan ook niet op te maken hoe de
toestand precies worden zal en daarom zou spreker willen voorstel
len dit stuk te renvoyeeren en in een volgende vergadering een be
hoorlijke teekening over te leggen, waaruit duidelijk te zien is
hoe deze verbouwing zal worden.
Spreker heeft in de stukken niet kunnen vinden, wat de huurop
brengst van deze woning geweest is, noch wat men zich voorstelt aan
huur voor deze woningen te maken. Om een goed overzicht te krijgen
dient de raad dit naar sprekers meening toch te weten. Spreker is
van meening, dat men eigenlijk veel beter twee woningen van dit pand
kon maken, hetgeen z.i. met ongeveer dezelfde kosten mogelijk zal
zijn a.ls nu gemaakt moeten worden voor de verandering in beneden
en bovenwoning, terwijl bovendien bij twee afzonderlijke woningen
een betere huuropbrengst verkregen zal kunnen worden.
Het de opmerking van den heer Kieoe betreffende de garages is
spreker het geheel eens. Eén garage is z.i. voldoende, waartoe dan
het brandspuithuisje dienen kan. Spreker weet wel, dat men bij het
huren ven een woning er tegenwoordig graag een garage bij heeft,
maar om daar iets extra's voor te betelen, voelt de huurder gewoon
lijk niet veel.
De heer VAN KAAM is van oordeel, dat de meeste huurders prijs
stellen op een garage bij hun woning, en zijn ondervinding is, dat
men daar graag f-5»"oer maand meer voor betaalt. Naar sprekers
meening zullen zoowel de boven- als de benedenwoning vlugger ver
huurd worden, wanneer men er een garage bij heeft, daar er momenteel
gebrek aan dergelijke woningen is.
De heer SCHEFFELAAR gelooft ook, dat het pand op gemakkelijke
wijze in tweeën te scheiden is en er dan twee afzonderlijke woningen
van gemaakt kunnen worden, zooals de heer Weijts reeds opmerkte.
Ook met het oog hierop kan spreker het voostel van den heer Weijts
om dit punt naar B W te renvoyeeren, wel steunen. Men kan de zaak
dan nog eens nader onder oogen zien.
Wethouder MUSTERS merkt op, dat het langzamerhand gewoonte wordt
bij een bepaald gedeelte van den raad om te trachten voorstellen
naar B W gerenvoyeerd te krijgen onder motief van niet voldoende
voorbereiding. Naar sprekers meening had de heer Weijts, wanneer
deze uit de teekening niet wijs kon worden, heel gemakkelijk even
naar den dienst van openbare werken kunnen gaan om nadere inlich
tingen. Hij zou dan precies op de hoogte zijn gebracht en waren op
merkingen als nu door hem zijn gemaakt, niet noodig.
De heer BECHT zegt dat door de diensten geen inlichtingen ver
strekt worden zonder toestemming van den betrokken wethouder.
De heer KIEPE beaamt de opmerking van den heer Becht.
Wethouder MUSTERS wenscht er toch niet aan mee te werken om elke
vergadering voorstellen te renvoyeeren.
Ds heer WEIJTS zegt niet eerder in de gelegenheid tezijn geweest
om de stukken in te zien dan den avond voor de vergadering. Afgezien
van de vraag of hij de gewenschte inlichtingen bij openbare werken
zou hebben gekregen, heeft hij dus geen tijd gehad om bij aen be
trokken dienst te informeeren.
De heer WALDER is van meening, dat in de opmerking van den heer
Weijts een insinuatie zit ten opzichte van den dienst van openbare
werken en dan moet hij daar toch tegenop komen. Wanneer men nagaa
dat aan het hoofd van dien dienst een ingenieur staat en deze een
aantel geschoolde vakkundigen onder zich heeft, dan gaat het naar
sprekers meening niet aan, het werk van den technischen dienst op
een dergelijke manier te kleineeren. Spreker kan althans niet aan
nemen, dat een door dien dienst aan den raad overgelegde teekening
zoo slecht zou zijn, dat een deskundige er geen wijs uit kan.
De heer KRUIZE wijst er op, dat bij de bespreking in de commissi
van openbare werken gewezen is op het gevaar, dat veroorzaakt wordt
door een kelderingang, welke gelegen is juist voor den achteruit
gang van de woning. Het is zeer zeker gewenscht, dat die kelder-
ingang' op een andere plaats komt.