- H -
worden door den verkoop der boomen, maar men vergeet, dat het dicht
maken ven de ontstane gaten ook heel wat kosten meebrengt.
Wethouder MUSTERS had niet gedacht, dat er in den raad zoovel en
waren, die verstand van boomen hadden. Het verheugt hem echter, dat
er zooveel liefhebberij voor boomen blijkt te zijn. Het voorstel
tot het rooien van deze boomen is niet van spreker uitgegaan. Hij
heeft daaromtrent echter het advies van deskundigen ingewonnen en
naar aanleiding daarvan wil spreker er op wijzen, dat boomen niet
oo cie eerste plaats voedsel noodig hebben, maar vooral licht en
lucht. Dat hebben volgens de vakmenschen deze boomen veel te weinig
doordat ze te dicht op elkaar staan. Tegenwoordig worden de boomen
dan ook geplant op afstanden van 10 a 12 m, Spreker geeft toe, dat
de boomen die nu op het Bolwerk staan, heel mooi zijn, maar ze
zullen niet mooi blijven. Wanneer de raad dit voorstel om de boomen
om den anderen te rooien, niet aanneemt, zal de natuur in de toe
komst doen, hetgeen de raad nu niet wenscht. Spreker weet wel, dat
het een beroerd gezicht zal worden, wanneer deze boomen om den
anderen gerooid zullen worden, maar wanneer over 10 a 15 jaar de
natuur hear werk gaat doen, dan zal het niet om den anderen boom
zijn dat ze zullen sterven, maa.r op de eene plaats zullen het er
twee zijn, op een andere drie, op weer een andere plaats zullen er
twee of drie naast elkaar blijven staan en zoo zal het gezicht nog
veel beroerder worden. Spreker is er ook voor, om het Bolwerk mooi
te houden, maar daartoe is het aannemen van dit voorstel noodzake
lijk. Wanneer de raad daarvan niet overtuigd is, zou spreker willen
zeggen, houdt dit voorstel nog even aan en vraagt nog eens advies
bij deskundigen.
Meerdere leden van den raad interrumpeeren den heer Musters dat
de boomen niet weg gaan.
Wethouder MUSTERS merkt op dat de heeren het dan beter zullen
weten dan de deskundigen.
De heer SCHEFFELAAR wijst er op dat de nog slechts kort geleden
door deskundigen geplante boomen aan den Zoomweg toch ook maar op
6 m van elkaar geplaatst zijn.
Wethouder MUSTERS zegt dat de boomen aan den Zoomweg lindeboomen
zijn, waarvan de groei heel anders is dan bij eschdoorns, en die
daarom ook korter op elkaar kunnen staan. Als echter de raad het in
deze toch boter weet dan de deskundigen, dan moet de raad het ook
zelf weten, maar spreker gelooft dat men dan over een tiental jaren
wel wat anders aan die boomen zien zal.
De VOORZITTER zegt dat het hem genoegen doet, als minderheid in
het college van B W, die tegen het rooien van de boomen om den
anderen aan het Bolwerk Noord en Zuid is, dat hij niet te zwaar
werk heeft, gelet op de vele tegenstanders, die hij reeds gehoord
heeft. Toch moet spreker te dezer zake nog wat in het midden brengen
en den raad nog even ophouden.
Sr zijn over dit rooien twee adviezen uitgebracht, een door het
Staatsboschbeheer en een door de Nederlandsche Heidemaatschappij.
Beide raadgevingen stemmen in de groote lijnen overeen, alleen
voelt de Nederlandsche Heidemaatschappij het drastische van den
ingrijp blijkbaar min of meer aan. Zij geeft n.l. het college den
ra ad om, als dit het opruimen al te erg vindt, een proefrij te nemen
De vraag is bij spreker gerezen, weet men wel, wat men gaat doen?
Heeft men zich ingedacht, wat het zeggen wil de helft van alle
boomen eruit? Men kan niet zeggen, dat de rijwegen, die langs het
Park loopen ten Noorden en ten Zuiden, niet tot het Park behooren,
alles vormt éen geheel; de boomen weggedaan, krijgt men een poveren
aanblik. Juist die boomen in vier rijen geplant, geven een afzet
ting van het geheel dat maakt, dat men gerust kan spreken van een
uniek samenstel. Wanneer men nu het Park nader beschouwt, dan kan
men het volgende opmerken. Het z..g. Lange Park kan ten aanzien van
do boomen, die in vier rijen aan de Noord- en Zuidzijde staan, in
tweeën gedeeld worden: 1. het stuk van de Burgemeester Stulemeijer-
laan tot aan de van Overstratenlaan, 2. van de van Overstratenlaan
tot hot Volkspark.
In het eerste gedeelte staan ter begrenzing van het eigenlijke
micdonpprk eschdoorns. Deze boomen groeien regelmatig en wel in
pyrc; .idevorm, zoodat de doorsnede van eiken boom een afgeknotte
driehoek vormt. Van naar elkaar toegroeien is geen sprake en als
er een tusschenuit gevallen is, gelijk b.v. voor het huis,bewoond
door den heer Engelbrecht, dan ziet men duidelijk, dat het ontstane
gat geen neiging heeft dicht te trekken. Evenmin hebben deze boomen