- 8 - De heer vSIJTS voelt wel iets voor het voorstel, maar de onbil lijkheden worden er niet mee uit den weg geruimd. Spreker behoudt zich het recht voor om oo zijn voorstel nader terug te komen, wan neer de raad het voorstel betreffende de 7e klasse niet mocht aan nemen. De heer FRANKEN is ook van meening dat door wijziging van de 8e klasse in de 7e de onbillijkheden blijven bestaan. Als voorbeeld wijst spreker on de Zandstraat, waar de grens midden door de straat loont, zoodat de bewoners aan de eene zijde vallen onder de 6e klasse en die san de andere zijde onder de 8e klasse. Een derge- lijken toestand vindt spreker niet juist en onbillijkheden als deze worden niet weggenomen door verlaging van de 8e naar de ~fe klasse, omdat men dan nog het verschil van klasse in dezelfde straat houdt. De heer VERLINDEN zegt dat het verschil bij indeeling van het overig deel in de 7© klasse in elk geval aanmerkelijk minder zal worden dan bij de thans bestaande regeling. Bovendien zal er de overgang naaf het brengen van de geheele gemeente in dezelfde klasse hetgeen z.i. tenslotte tooh niet zal kunnen uitblijven, door verge makkelijkt worden. Naar sprekers meening zal eerlang toch niet ont komen kunnen worden aan een belastingverhooging en dan zou misschien meteen overwogen kunnen worden om de geheele gemeente in de 7e klasse te brengen ofwel in de 6e klasse, maar dan met verhooging van het a.antaJ. opcenten tot 200. Wethouder LUSTERS is van meening dat het voorstel van de com missie in elk geval toch een lapmiddel blijft, waarbij men de be staande onbillijkheden der tegenwoordige regeling niet ongedaan maakt. Spreker blijft dan ook voor het voorstel van B W omdat daardoor een groot aantal onbillijkheden geheel uit den weg geruimd worden. De heer SCHEFFELaaR blijft ook van meening dat door de nieuwe indeeling de bestaande onbillijkheden geheel moeten worden opgeheven Men bereikt dat niet met het voorstel om het deel der 8e klasse in de 7e te brongen en daarom kan spreker zioh dan ook niet met dat voorstel voreenigen. De heer "7ALDER zegt er zeer zeker een voorstander van te zijn om onbillijkheden uit den weg te ruimen, maar dat wordt ook niet bereikt mot de voorgestelde grenswijziging. Misschien worden daar door nog grootere onbillijkheden geschaoen. Met het voorsteltot verlaging van de 8e naar de ~]e klasse kunnen geen nieuwe onbillijk heden^" ontstaan en worden de bestaande in elk geval al voor 50$ opgeheven, terwijl het er gemakkelijker door wordt om straks ook de overige 50% nog uit den weg te ruimen. Op deze manier krijgt men een geleidelijken overgang orn te komen tot de indeeling van de geheele gemeente in dezelfde klasse. De heer JUTEN is van meening, dat de hier gedane voorstellen alle laomiddelen zijn, en wanneer hij dan den toestand der gemeente- financiën in het oog houdt, dan lijkt hem het minst kostbare voor stel ook het aantrekkelijkst Het zal tevens de moeilijkheid om de begrooting straks kloppend te krijgen zonder andere verhoogingen te moeten invoeren, verminderen. Spreker kan zioh daarom met het voorstel om de 8e klasse te verlagen tot de 7e vereenigen. Dat brengt dan tevens mede, dat, wanneer het eventueel noodig zou blijken de geheele gemeente in de ~]q klasse te brengen, zulks voor deganen, die nu in de 7e klanse komen, geen belastingverhooging beteekent De heer BEKKER is ook van oordeel, dat het voorstel van de com missie voor de financiën het beste is, zoowel voor de betrokkenen als voor do gemeente. Spreker zal dat voorstel dan ook steunen. De heer VAN HAL merkt op, dat voor Borgvliet zeer zeker een betere indeeling noodig is omda,t men daar al veel te lang in de 8e klasse is ondergebracht. Spreker is het met het betoog van den heer Meerbach volkomen eens en zal zijn stem dan ook geven aan het voorstel tot indeeling in de 7e klasse. n Wethouder MEERBACH zegt geenszins voor indeeling in de (e klasse te zijn, maar voor gelijkstelling met de stad in de 6e klasse. De'heer VAN HAL zegt den heer Meerbach dan blijkbaar verkeerd verstaan te hebben, Hij blijft in elk geval voor het voorstel der commissie. Wethouder MEERBACH meent dat bij het zoeken der oplossing van deze kwestie van een verkeerd principe is uitgegaan, en zulks was zeer zeker het geval bij het voorstel der commissie van financien, die van het standpunt uitging, dat het in de toekomst onvermijde-

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1937 | | pagina 243