- 23 - De heer BOSCHMAN blijft van mooning dat hier muziek achter zit en de gemeente daar niet op in moet gaan. Hij stelt dan ook voor, om wanneer voor den bovenbouw de verhoogde prijs wordt gehandhaafd, eerst bij anderen prijs daarvoor gevraagd zal worden. De heer VAN HaSSELT merkt nog op, cle.t nu heel veel gesproken is omtrent deze kwestie als gevolg van het feit, dat de toeliohting bij het voorstel onvoldoende was. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna overeemkomstig het voor stel van burgemeester en wethouders besloten. XXIVOORSTEL TOT HET INTREKKEN VAN DE VERORDENING. HOUDENDE TIJDE LIJK VERBOD TOT HET EXPLOITESHEN VAN NIEUWE WINKELZAKEN IN DE GEMEENTE BERGEN OP ZOOM. (Verzameling 1937 nr.85.) Wethouder MEERBACH had verwacht dat uit den raad hieromtrent wel een opmerking zou worden gemaakt, doch nu er niemand het woord over vraagt, wil spreker er toch nog iets van zeggen en nadrukkelijk stipuleeren, waarom deze spertijdverordening werd vastgesteld. Spreker gaat daarna uitvoerig na hoe de verordening tot stand kwam in het belang van het klein winkelbedrijf en de overbezetting in meerdere takken van het middenstandsbedrijf geleidelijk tot het normale terug te brengen. Door ged.staten werd aan den raad verzocht om de verordening in te trekken, daar zij anders aan de Kroon ter vernietiging zou worden voorgedragen, doch de raad ging daar niet op in en bleef in meerderheid van meening, dat de verordening ge handhaafd moest worden in het belang van den middenstand in onze gemeente. Nu is er de mededeeling ven den minister dat de verorde ning in strijd geacht moet worden met de wet en daarom ter ver nietiging zal worden voorgedragen. Naar de meening van den minister zouden we ons met deze verordening begeven hebben op het terrein, dat reeds door den rijkswetgever aan zich getrokken is. Daartegen over wil spreker echter opmerken, dat bij het uitvaardigen van de vestigingseischenwet niet voorzien is in het euvel, dat de raad door deze verordening wilde coupeeren. 3ij de vestigingseischenwet is geen rekening gehouden met het behoefte-element, hetwelk een der voornaamste zaken is, welke moeten worden ingeschakeld. Spreker wijst op de saneering van het bakkersbedrijf, hetwelk hij als voorbeeld aanhaalt omdat hij in dat bedrijf geruimen tijd zijdelings betrokken is geweest en er daardoor het best mee op de hoogte is. De ondervinding, welke spreker betreffende deze materie heeft opgedaan, sterkt hem dan ook in de meening, dat een verorde ning als hier door den raad werd vastgesteld, en welke speciaal gericht is op hut behoefte-element, niet in strijd is met hetgeen door den rijkswotguver werd geregeld, maar daarbij aanvullend op treedt. Spreker meent, dat in de toekomst in Nederland ten aanzien van het middenst„ndsvraagstuk nog huol wat veranderd dient te worden. De hoop, die spreker daaromtrent koestert, is niet zoodanig concreet, dat hij die veranderingen binnen de eerste maanden al verwacht, maar wel binnen enkele jaren. Spreker hoopt tevens, dat de organisaties zich in dien tijd voldoende zullen inwerken, opdat later niet opnieuw gezegd kan worden, dat de organisaties niet klaar waren. Spreker heeft er geen bezwaar tegen, dat de verordening thans op formeele gronden wordt ingetrokken. Hij heeft slechts de motie ven nog even willen vastleggen, waarom de raad, ook tegen de meening van ged.staten in, aan zijn standpunt heeft willen vast houden. Spreker is er van overtuigd, dat, hetzij door den rijks- het zij door den gemeentelijken wetgever toch nog meerdere maat regel 3n zullen moeten worden genomen om tot de noodige ordening en saneering van het middenstandsbedrijf te komen. De heer SCHUYL zegt er geen behoefte aan te hebben, zooals de heer Meerbach blijkbaar wel had, 0111 eenige politiek bij dit voor stel te halen. Naar sprekers meening is hetgeen door den heer Meerbach betoogd werd, een vrome wensch, welke bij de huidige samenstelling van het ministerie, in de komende jaren ook nog wel een vrome wensch zal blijven. Spreker heeft persoonlijk dan ook geen enkel vertrouwen in de zijde, waarvan die ordening en sanee ring de eerstvolgencle jaren zou moeten komen. De door den heer Meerbach uitgesproken hoop is voor spreker een illusie, welke heel goedkoop is, maar waarmede men al heel weinig in den zak steekt. Wethouder MEERBaCH zal, ondanks het sombere geluid van den heer Schuyl, zijn hoop en verwachtingen in deze toch onverkort handhaven

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1937 | | pagina 224