- 9 - Spreker zou verder inlichtingen willen hebben betreffende de posten ^59 t/m kèsaangaande het plaatsen van de bovengrondsche brandkraan op de Markt. Daarvoor staat een bedrag van f.397,^5- Als spreker zich goed herinnert, dan kostte die brandkraan f,150, en daar zouden dus ongeveer f.250,bij gekomen zijn voor het plaatsen. Als dit zoo is, dan vindt spreker dat toch een kostbare geschiedenis. Bij post 327 heeft spreker voor het burgerlijk armbestuur nog een extra subsidie gevonden van f. 1^084-, 15, waarvan hem niets bekend is, en waarvoor door den raad nog geen goedkeuring is verleend. Het is mogelijk, dat die aanvrage mog bij den raad moet komen, maar spreker vindt het dan toch onjuist, dat door den post op deze be groot ingswij ziging te plaatsen, getracht wordt met een Fr an schen slag de goedkeuring van den raad voor die extra subsidie te krijgen. De heer SCHEFFELAAR zegt dat het ook zijn bedoeling was geweest over dezen post van het burgerlijk armbestuur te spreken. Spreker weet zeker, dat voor het verleenen van deze extra subsidie van ruim f.1^000,nog geen voorstel bij den raad geweest is. De heer WEIJTS informeert naar post ^30 betreffende den dienst van openbare werken, welke post met een bedrag van f.5691,99 over schreden werd. Spreker zou willen vragen waaraan dat bedrag is op gesoupeerd? Het is z.i. wenschelijk dat de hoofden van dienst er ernstig op gewezen worden, dat de posten der begrooting niet over schreden mogen worden. De heer VERLINDEN vraagt om dergelijke lijvige dossiers voortaan wat langer ter inzage te leggen. Wethouder DE MOOR zegt, naar aanleiding van de opmerking van den heer Weijts, dat de verhooging van post k-JO een gevolg is van hot feit, dat door den dienst van openbare werken te weinig werk kon worden uitgevoerd. Deze dienst heeft n.l. geen inkomsten dan het percentage da,t geheven wordt van verrichte werken, Jas er dus voor een halve ton meer verwerkt, dan was deze verhooging niet noodig geweest. Spreker kan verder mededeelen, dat een aanschrijving aan de hoofden van dienst, dat de posten der begrooting niet mogen worden overschreden, altijd heeft plaats gehad en zulks ook nu weer gebeurd is. Het college heeft bij zijn laatste aanschrijving er zelfs op gewezen, dat de directeuren zelf verantwoordelijk zouden worden gesteld, wanneer een post zonder voorkennis en goedkeuring van het college werd overschreden. De raad zal echter begrijpen, dat bij een begrooting waarop alle posten tot het uiterste zijn bekrompen, het nu eenmaal niet mogelijk is, altijd precies binnen de raming te blijven zonder den goeden gang van zaken in gevaar te brengen. Wat de verzekering van de schilderijen van den heer van Dort be treft, zegt spreker, dat B W het ophangen van die schilderijen in het stadhuis geenszins opvatten als een reclame voor dien schil der, en spreker gelooft ook niet, dat dit de bedoeling van den be trokkene is; het is geenszins onmogelijk, dat de gemeente op deze wijze in het bezit van een aantal schilderijen zou kunnen komen. Wethouder MUSTERS zegt dat het inderdaad juist is, dat voor het aanvragen van die subsidie van f.1^000,voor het burgerlijk arm bestuur nog geen voorstel bij den raad is geweest. Daarmede is steeds gewacht omdat men nog geen zekerheid had, welk bedrag precies noodig zou zijn. De heer SCHEFFELAAR meent dat deze gang van zaken toch niet juist is. Door dat bedrag op deze begrootingswijziging te plaatsen, sanc tioneert de raad iets, waarvoor een afzonderlijk voorstel aan den raad had moeten komen. Naar sprekers meening had dat voorstel toch gelijk met deze begrootingswijziging aan den raad kunnen worden aan geboden. De heer JUTEN is het nog niet eens met den post voor verzekering der schilderijen. Wanneer er straks nog meer van dergelijke schilde rijen komen, dan moet die post ook weer worden verhoogd, en wordt dat te duur voor de gemeente. Spreker blijft daarom van oordeel, dat die verzekering door de schilders zelf moet worden gedragen. Wethouder MEERBACH is het er niet mee eens, dat de verzekering der schilderijen ten laste der schilders moet komen. Het ophangen van die schilderijen is door het college niet toegestaan uit een oogpunt van reclame-object, maar omdat het gemeentebestuur daardoor op een zeer goedkoooe manier de gelegenheid kreeg tot verfraaiing van het raadhuis. Ook andere Bergsche schilders kunnen op een derge lijke wijze van deze gelegenheid gebruik maken. Deze zaak moet dan

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1937 | | pagina 180