- 2 -
heeft naar aanleiding van de gedane oproeping in Augustus 193& aan
den raad het verzoek gericht om in aanmerking te mogen komen voor
de extra-studiebeurs. 28 Augustus krijgt hij een schrijven van
B W, dat de raad besloten heeft hem die beurs toe te kennen en
wordt hem tevens mededeeling gedaan, da.t de uitbetaling in twee
termijnen zal geschieden, de eerste op 5 Januari, de tweede 00 5
Juli. Na deze mededeeling worden door hem kosten gemaakt en maat
regelen genomen ten behoeve van de studie ven zijn zoon, Toen de
eerste termijn verstreken was, ging hij naar de secretarie om de
eerste uitkeering, maar kreeg daar te hooren, dat de uitbetaling
niet kon geschieden zoolang ged,staten het raadsbesluit niet hadden
goedgekeurd. Daardoor is deze man, die ruim 6 jaren werkloos is,
in financieele moeilijkheden geraakt. Sr wordt thans aangedrongen
op betaling der door hem gemaakte kosten, en men zal begrijpen dat
voor hem niet mogelijk is, daar hij die kosten uit eigen middelen
niet kan betalen. Spreker stelt daarom voor, de gelden der studie
beurs te betalen uit den post onvoorzien en ze daar weer op terug
te storten zoodra de zaak betreffende de goedkeuring van het raads
besluit in orde is. Spreker meent, dat men het met hem eens zal
zijn, dat de raad in een belachelijk daglicht komt te staan, wan
neer dit bedrag niet uitbetaald wordt.
De heer YSRLINDSN is van oordeel, dat deze zaak verkeerd is
voorgebracht bij ged.staten doordat steeds gesproken is van een
extra-studiebeurs, hetgeen z.i. niet juist is, omdat het toegekende
bedrag niets anders is dan een overschot van een reeds eerder toe
gekende beurs, welke niet geheel werd opgenomen. Overigens is
spreker het in deze geheel eens met den heer van Hal en zou hij
ook op uitbetaling der gelden willen aandringen.
De heer FRANKEN sluit zich in deze geheel aan bij hetgeen door
de heeren van Hal en Verlinden naar voren gebracht werd. Spreker
wijst er op, dat heel deze kwestie een lijdensweg voor den betrok
kene is geworden. Er is hier geen spra,ke van een extra-studiebeurs,
maar van een overschot van een begeven beurs. Nu de raad eenmaal a
gezegd heeft, moet z.i. ook de b er op volgen en spreker hoopt dsn
ook, dat het bedrag onvoorwaardelijk aan den heer Hest zal worden
uitbetaald.
De heer VAN HASSELT zegt dat de man ook bij hem geweest is, en
ofschoon spreker het heel sneu vindt voor den betrokkene, is er
naar zijn raeening toch niets aan te doen, omdat het besluit van den
raad genomen is in strijd met de bepalingen welke voor het begeven
der beurs gesteld zijn. Spreker heeft zulks ook aan den heer Hest
gezegd, toen deze bij hem was. Het is jammer, dat den man direct
kennis gegeven werd van het toekennen der beurs en de termijnen
van uitbetaling, men kon toch weten, dat beroep tegen het besluit
kon worden ingesteld, temeer waar door den Voorzitter zelf nadat
de raad het besluit genomen had, werd opgemerkt, dat de beurs was
toegekend in strijd met de bepalingen, volgens welke aan een kind
van een weduwe de voorkeur moest worden gegeven. En wa,ar iedereen
geacht wordt de wet te kennen, had deze man dat ook kunnen weten
en had hij moeten afwachten tot de zaak definitief wr.s uitgemaakt.
Spreker is het er mee eens, dat het voor den betrokkene heel ver
velend is, maar nu de kwestie door een hoogere instantie wordt be
slis l, staat de raad daar verder buiten. Men kan nu wel een voor
stel doen om het bedrag uit den post onvoorzien te betelen, maar
uat zal ook verantwoord moeten worden, en spreker gelooft niet
dat ged.staten die uitgave dan zullen goedkeuren. Spreker vindt het
neel jammer voor den man in kwestie, vooral waar deze blijkbaar een
contract geteekend heeft, maar hij ziet er geen uitkomst in. In
verband hiermede wil spreker nog opmerken, dat wel gezegd is dat
deze heele kwestie gekomen is omdat de leeraar van den jongen niet
meer aan de muziekschool is, maar men zal het met spreker eens
zijn, dat zulks geheel onjuist is.
De VOORZITTER zegt dat deze kwestie ontstaan is doordat de Wed.
013 zen langs den normalen weg tegen het genomen raadsbesluit in
beroep_xs gegaan.bij ged.staten. Dat college is ook van meening,
dat bij de toekenning der beurs gehandeld is in strijd met de bê-
p lm gen, wélke in de stichtingsakte zijn opgenomen, - iets waarop
ook spreker bij het nemen van het besluit indertijd gewezen heeft -
en droeg het daarom aan de Kroon ter vernietiging voor. Noch het
SSt dVaad k?nnen daar veider lete en wanneer
het besluit van den raad vernietigd wordt, zal het bedrag ook niet
aan den verzoeker kunnen worden uitgekeerd. Dat is op geen enkele
manier mogelijk, tenzij de meerderheid van den raad, die het besluit