- 19 - toestand ter plaatse voor 95$ "blijft zooals bij nu is. Wat betreft hetgeen door den heer Verlinden naar voren gebracht is, wijst spreker er op, dat zulks in strijd zou zijn met de bouwverorde ning. Wethouder DE MOOR merkt op, dat het thans nog niet gaat om de kwestie hoe een of andere weg gelegd zal worden, doch alleen om het ontworpen plan ter visie te leggen, en wel gedurende een termijn van vier weken. Binnen die vier weken kunnen belangheb benden het plan dus komen inzien en hun bezwaren daartegen in dienen. Als na die vier weken de bezwaren binnen zijn, worden die met het plan weer in den raad gebracht en kunnen deze in een of meer vergaderingen van den raad worden behandeld, waarna het plan definitief moet worden vastgesteld. Thans moet dus alleen beslist worden, dat het plan ter inzage zal worden gelegd. De heer JUTEN is er van overtuigd, dat de particulieren, wier belangen door dit plan geschaad worden, hier wel tegen zullen op komen. In verband echter met de mededeeling van den heer de Moor, kan spreker zich nu wel met het voorstel van B W vereenigen en zal hij dan bij de definitieve vaststelling van dit uitbreidings plan zoo noodig op een en ander terug komen. De heer VERLINDEN is van meening, dat toch onderhandelingen over afstand van den grond moeten plaats vinden. Men kan nu wel zeggen, dat die afstand voor het aanleggen van wegen gratis moet gebeuren, maar naar sprekers meening zal dit niet altijd opgaan. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. XVII ADVIES OP HET VERZOEK VAN A.D.MaRTENS TE BERGEN OP ZOOM OM DE GRASGEWASSEN AAN DEN HAVE ND IJK EN DE Da*RA*iN GREN ZENDE BERMEN ONDERHANDS TE HUREN. (Verzameling 193° nr.32.) Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt over- eenkomstie: het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. XVIII ADVIES OP HET VERZOEK VAN DE NEDERLANDSCHE VEREENIGING TOT BESCHERMING VAN DIEREN. AFDEELING BERGEN OP ZOOM. OM UIT BREIDING VAN 3TALRUIMTE VAN PAARDEN OP HET WOONWAGENKAMP ^Verzameling 1936nr,18.) De heer VaN HASSELT zegt niet geweten te hebben,dat dit request was ingediend, toen hij de vorige vergadering deze kwestie ter sprake bracht. Spreker had met Kerstmis zelf geconstateerd, dat het daar een groote janboel was, en dat de paarden in de felle koude buiten moesten staan. De stal op het woonwagenkamp heeft slechts ruimte voor drie paarden, maar naar sprekers meening is het toch een billijke eisch, dat er stalruimte komt voor evenveel paarden als er wagens kunnen staan.Immers elke wagen brengt ook een paard mee, dat er voor gespannen is. (Op de bemerking van een der leden, dat er ook nog wel eens een paard achter gespannen is, zegt spreker, dat zulks paarden zijn waarmede men handelt, en de gemeente daar dus geen rekening mee heeft te houden)Waar de gemeente een vaste staanplaats voor woonwagens heeft aangewezen, brengt dit volgens spreker ook mede, dat de gemeente dan tevens zorgt, dat er een behoorlijke stalruimte voor de paarden dier wagens is. De heer BOSCHMAN kan de meening van den heer van Hasselt in deze niet deelen. Met het tegenwoordige snelverkeer worden steeds meer paarden opgeruimd en zoo ziet men ook herhaaldelijk woon wagens met een tractor of een oud Fordje voor den wagen inplaats van een paard. Volgens de redeneering van den heer van Hasselt zou men vandaag of morgen dan ook wel kunnen komen met het ver zoek om een garage op het woonwagenkamp te bouwen. De heer BECHT is het volkomen eens met hetgeen door den heer van Hasselt naar voren werd gebracht. Hij vindt het logisch, dat als er op het woonwagenkamp 10 wagens geplaatst kunnen worden, die getrokken worden door 10 paarden, er dan ook stalruimte voor 10 paarden moet zijn. De VOORZITTER zegt,dat er wel meer dan 10 wagens op het woon wagenkamp kunnen staan, maar waar deze menschen van zooveel moge lijk ruimte houden, vinden ze het zelf niet aardig wanneer alles zoo dicht bij elkaar gedrongen wordt. Men moet z.i. van het woon wagenkamp geen eldorado gaan maken, want dan zullen er steeds meer naar hier komen. Dat de inrichting hier wel goed is, bleek eenigen tijd geleden, toen er zelfs een mijnheer was, die zijn verhuisbiljet meebracht en hier maar ineens wilde blijven. Dat

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1936 | | pagina 97