E - 9 - Wethouder MEERBACH erkent de juistheid van het betoog van den heer van Hasselt, maar voorzichtigheidshalve hebben B W gemeend den post te moeten ramen zooals thans op de begrooting is vermeld. Zonder hoofdelijke stemming wordt de post hierna ongewijzigd vastgesteld. Volgnr. 1^-6. Begrafenisrechten. De heer SCHUYL zegt niet geheel bevredigd te zijn met het door B W gegeven antwoord. Het is de bedoeling, dat de doodgraver van het naastliggende R.K.kerkhof zal worden uitgenoodigd om ook dienst te willen doen bij begrafenissen op de algemeene begraaf plaats. Daardoor zou dan deze kwestie op de beste wijze opgelost zijn. Wethouder MEERBACH zegt toe, dat getracht zal worden de oplos sing in de door den heer Schuyl bedoelde richting te verkrijgen. Zonder hoofdelijke stemming wordt de post hierna ongewijzigd vastgesteld. Volgnr. 165. Bijdrage van de suikerfabriek "Zeeland". De heer VAN HASSELT zegt hier in het openbaar niet veel over te willen zeggen. Hij vindt het echter een ongezonde toestand, dat nu al jarenlang dit bedrag op de begrooting staat, zonder dat er iets van binnen komt. Het lijkt spreker beter, dat betreffende deze zaak door B W een voorstel in een of anderen vorm wordt gedaan, waardoor aan dezen toestand een einde wordt gemaakt. De heer JUTEN licht deze kwestie nader toe en wijst er op, dat reeds herhaaldelijk pogingen in het werk zijn gesteld om deze vordering van het syndicaat binnen te krijgen, doch zonder succes. Om een juisten toestand te krijgen, zou spreker zich wel met de opmerking van den heer van Hasselt kunnen vereenigen. Hij wil er echter op wijzen, dat deze bijdrage geen verband houdt met de haven, doch met de buisleidingen over gemeentegrond. De heer SCHEFFELAaR wil zich bij het gesprokene van de heeren van Hasselt en Juten aansluiten. De VOORZITTER zegt dat naar aanleiding van hetgeen hier naar voren gebracht is, deze zaak nog nader onderzocht zal worden. Zonder hoofdelijke stemming wordt de post hierna ongewijzigd vastgesteld. Volgnr. 169. Opbrengst van vervolgingskosten De heer JUTEN is van meening, dat de raming had moeten ge schieden naar de opbrengst over 193^, welke f.169,10 bedroeg, zooals ook de andere ramingen naar de opbrengst in 193^ genomen zijn. De VOORZITTER zegt,dat de opmerking van den hoer Juten juist is. Hij vraagt, of de raad het noodig vindt, dat het bedrag op de begrooting alsnog gewijzigd wordt. Daar de raad er zióh mee kan vereenigen, dat het uitgetrokken bedrag niet wordt gewijzigd, wordt de post hierna zonder hoofde lijke stemming aldus vastgesteld. Volgnr. 217. Vergoeding voor het hebben van een ambtswoning door het hoofd der c.l. school. De heer VAN HASSELT merkt op, dat het prae-advies omtrent het verzoek van den heer Arnolds om verlaging der huur lang uit blijft. De VOORZITTER zegt, dat die kwestie in behandeling is bij gemeentewerken. De heer VAN HASSELT gelooft dat wel, maar dat neomt niet weg, dat het lang duurt. Hij wil dan ook op spoediger tafwerking aan dringen. Zonder hoofdelijke stemming wordt de post hierna ongewijzigd vastgesteld. Electriciteitsbedrijf De heer JUTEN wijst op het antwoord van B W waar deze zeggen: "Het bedrijf is een onderneming van de gemeenschap en niet van de verbruikers. Indien tegen redelijke prijzen wordt geleverd, hebben de laatsten geen recht op de door het bedrijf gemaakte winsten. Immers de gemeenschap is - zooals reeds gezegd - exploitantie en als zoodanig de eenige, die recht heeft op de winsten en aansprakelijk is voor de verliezen." Spreker is het hiermede absoluut niet eens. De praktijk is zoo, dat de gemeente wel de winsten opstrijkt, maar de verliezen laat opvangen door de verbruikers. De gemeente is dus in werke lijkheid niet aansprakelijk voor de verliezen, maar de verbrui kers, zender dat deze nochtans in dezelfde mate van de winst

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1936 | | pagina 74