- 3 -
De heer VAN HASSELT zegt ook de houding van het dagelijksch
bestuur niet te begrijpen. Voor allerlei officieele ontvangsten
(spreker wijst hierbij o.a, op de karavaan-expeditie van de K.h.O.)
staat men direct gereed, en daarom begrijpt hij niet, dat men tham
voor een feest van de eigen stad niets over heeft. Z.i. moet ook
terwille van het prestige van den Voorzitter, die voor dit feeat
bereids zooveel reclame gemaakt heeft, deze subsidie beschikbaar
worden gesteld. Ook spreker lijkt de beste weg om een stichting
hiervoor in het leven te roepen, waaraan dan de subsidie elk jaar
kan worden afgedragen.
De heer BEKKER is het geheel eens met de vorige sprekers.
De heer BECHT merkt op, dat het juist is, dat de burgemeester
dit feest op rile mogelijke manieren heeft gepropageerd. Hij ge
looft dan ook, dat de burgemeester het wel eens is met het in de
commissies naar voren gebrachte plan, doch de verantwoording
hiervoor aan den raad wil laten. Spreker kan anders geen verkla
ring voor de houding van den Voorzitter vinden.
Wethouder MEERBACH zegt, dat deze kwestie ook voor een deel
onder hem als wethouder van onderwijs, kunsten en wetenschappen
ressorteert, en als zoodanig wil spreker er zijn meening over
zeggen. Hij is het met den heer Becht eens, dat het college
in principe wel voelt voor het in de commissies naar voren ge
brachte plan, maar B W wenschen voor deze uitgeknepen begroo
ting aan den veiligen kant te blijven en laten de beoordeeling
aan den raad over. Daarbij zal de raad zich hebben af te vragen
of het thans voorgestelde bedrag verantwoord is tun aanzien van
de beteekenis van het feest op zichzelf en de beteekenis daarvan
ook voor onze stad.
Wethouder DE MOOR wijst er op, dat hij als wethouder van de
leut ook met deze zaak te maken heeft, en dan wil hij, naar aan
leiding van de behandeling hiervan in het college, mededeelen,
dat ook de leden van hot college zich verwonderd hebben over het
afwijzend standpunt van den burgemeester, die als wethouder der
financiën bezwp.ar tegen deze subsidie maakte. Die meening is ten
slotte voor de overige leden van het college doorslaggevend ge
weest bij hun afwijzend advies. Persoonlijk is spreker er voor.
De VOORZITTER zoet inderdaad voor dit herdenkingsfeest het
initiatief te hebben genomen en hij hoopt, dat het ook een waar
dig feest worden zal. Daarom heeft hij er reeds bij verschillende
gelegenheden de aandacht op gevestigd. Snreker had echter niet
gedacht, dat de raad er dadelijk gelden voor zou willen voteeren
en dit heeft hem dan ook eenigszins in moeilijkheid gebracht.
De raad zal dit begrijpen. Wanneer de gemeente financieel in
goeden doen verkeerde, zou spreker zeggen: geef nog maar wat meer,
doch momenteel is de toestand daar niet naar.
De heer BECHT vraagt, waar de Voorzitter dan het geld vandaan
wil halen, wanneer de gemeente het niet geeft, om dit feest te
vieren. Want zonder geld zal er toch ook niet veel van een feest
kunnen komen.
De VOORZITTER zegt,dat hij hiervoor een anderen weg had willen
gaan. Z.i. behoeft de raad dat echter niet te weten.
De heer VAN HASSELT merkt op, dat de raad dit wel behoort te
weten, want als er een andere mogelijkheid is om aan het benoo-
digde geld te komen, kan de subsidie vervallen.
Wethouder DE MOOR is van meening, dat de Voorzitter hier in
raadselen spreekt, waar hij het doet voorkomen alsof hij een potje
weet te zitten en we daar verder niets over vernemen. Z.i. wordt
het hierdoor voor den raad nog moeilijker om een beslissing to
nemen.
De VOORZITTER zegt, dat het zijn bedoeling was om de gelden
bij particulieren in te zamelen. Daartoe had spreker een algemeen
comité gedacht, dat de geheele leiding van het feest in handen
zou krijgen en daarin weer zou worden bijgestaan door verschil
lende sub-comité's. De definitieve plannen daaromtrent moeten
echter nog nader worden uitgewerkt.
De heer BECHT is van meening, dat een inzameling bij parti
culieren geen voldoend resultaat zal geven, indien men althans
een behoorlijk feest wil vieren, dat meerdere dagen duren zal.