2k -
De heer SCHEFFELAAR wil naar aanleiding van hetgeen door den
heer schuyl gezegd is over de medezeggenschap der organisaties hij
den cursus voor jeugdige werkloozen, opmerken, dat het hier wordt
voorgesteld, alsof spreker alleen haas wilde zijn. De heer Schuyl
weet echter wel, dat dit niet juist is. Spreker heeft gezegd, dat
de directeur van de ambachtsschool met de leiding heiast was, zoo
als dit thans ook het geval is met de centrale werkplaats, en dat
hij niet daarnaast ook nog de vakorganisaties kon stellen, want
dan zouden er twee kaoiteins op één schip zijn. De centrale lei
ding moet hij één persoon herusten en dat was, en is ook nu hij
de centrale werkplaats, de directeur der ambachtsschool
Overigens wijst spreker er op, dat de medewerking cler organisaties
niet volkomen was, en hij ook nooit antwoord gekregen heeft op
zijn aan de organisaties gericht schrijven.
De heer FRAFKEU wil niet ingaan op hetgeen hier allemaal gezegd
is over de verkiezingen. Spreker is nog maar jong raadslid en wil
gaarne erkennen, dat hij nog veel moet loeren. Hij had echter ge
dacht dat het verstandiger ware geweest de verkiezingen nu eens
huiten beschouwing te laten en alleen het gemeentebelang voor
oogen te houden. Hij had gehoopt en hoopt nog, dat de Katholieken
onderling zoowel als met andersdenkenden prettig zouden kunnen en
willen samenwerken in het belang van Bergen op Zoom.
De heer BROEKMANS zegt altijd de bedoeling gehad te hebben om
de eenheid onder de Katholieken te bevorderen. Hij betreurt het
dan ook, dat door persoonlijke inzichten deze eenheid thans nog
niet bereikt is. Wat de mededceling van den heer Boschman betreft,
dat spreker z'n excuses zou hebben aangeboden, zegt spreker,dat
die mededeeling niet juist is. Spreker heeft er slechts zijn spijt
over uitgedrukt, dat zijn goede bedoelingen in de R.K.raadsfractie
niet werden begrepen en daar onderscheid moest worden gemaakt
tusschen twee groepen.
Wethouder DE MOOR was oorspronkelijk niet van plan het woord
te voeren omdat z.i. een en ander reeds voldoende naar voren ge
bracht was. Naar aanleiding echter van hetgeen de heer van Hasselt
betoogde, waarbij hij tot tweemaal toe ook de kwestie der werk
verschaffing aanhaalde, voelt spreker zich verplicht nader op een
en ander in te gaan.
Door den heer van Hasselt is hier het Katholieke standpunt naar
voren gebracht op een manier alsof hij alleen en niemand anders
dat doen kan. Dat dit niet zoo is, behoeft spreker wel niet te
zeggen. Wat de verkiezingen betreft, gelooft spreker wel aan de
goede bedoeling v n de lijst van het Eenheidsfront, doch z.i. is
een dergelijke ee .Leid alleen te verkrijgen door samenwerking in
de plaatselijke afdeeling der R.K.Staatspartijwaarbij niet de
belanghebbenden zelf, doch de kiezers de volgorde der candidaten
moeten vaststellen. Dit kwam echter in het kraam van verschillende
heeren niet van pas, en door deze fout kwam er van de gewenschte
eenheid niets. Ook het overloopen in 193^ van den heer van Hasselt
als gekozene van de R.K.Staatspartij naar een groep dissidenten
heeft aan de eenheid onder de leden der R.K.Staatspartij geen
goed gedaan. Juist om de Katholieke leer, waardoor de R.K.Staats
partij een programma heeft als geen enkele andere, is het zoo
jammer, dat in de praktijk die leer zoo dikwijls wordt veronacht
zaamd. Wanneer allen, die zich stellen op het programma, der R.K.
Staatspartij, de Katholieke leer, vooral ook wat betreft de liefde
en verdraagzaamheid ten onzichte van hun evennaaste eens wat meer
toepasten, dan zou de toestand, ook hier in Bergen op Zoom, heel
wat beter worden. Wij, Staat spartijers, zegt spreker, houden zoo
graag vast aan wat we hebben. Over het algemeen zijn wij ouderen
te eerzuchtig en zorgen te veel voor ons zelf, waardoor wij de
jongeren, zij het dan ook niet ouzettelijk, van ons vervreemden.
Spreker is er van overtuigd dat, wanneer de Katholieke leer werd
toegepast zooals zij in werkelijkheid is, er geen S.D.A.P. en N.S.B.
zou zijn. Spreker neemt gaarne aan, dat het voor iemand,die altijd
een zekeren welstand gekend heeft, moeilijk is armoede te moeten
lijden, zooals thans met vele arbeiders en middenstanders het
geval is. Spreker zou den heer van Hasselt willen vragen, of hij
het gevoel kan peilen van een moeder,die haar kind een boterham
moet weigeren omdat zij die niet geven kan. Spreker weet uit onder
vinding wat dat zeggen wil, omdat hij zelf in zijn leven gevoeld
heeft wat het betcekent, kinderen te moeten teleurstellen. Daarom