op ingegaan. De nu gevolgde samenwerking is niets anders dan het
geen andere Katholieken 8 jaren geleden ook gedaan hebben. Ook
vier jaren geMen ie het overleg omtrent de wethoudersverkiezing
geschied door personen buiten den raad. Toen was het de heer Assel-
bergs-Speekenbrink, die daarbij de leiding had. Dat er toen van
de voorgestelde regeling niets gekomen is, was het gevolg van de
splitsing in onze fractie. De heer Broekmans heeft hieromtrent
later ten huize van onzen secretaris eerlijk ongelijk bekend - de
bewijzen daarvan berusten nog bij den secretaris - en is toen ook
weer in de fractie opgenomen. Er is volgens spreker dan ook geen
enkele reden om zoo'n ophef te maken over den nu gevolgden gang
van zaken.
De heer SCHUYL zegt geen algemeene beschouwingen te willen
houden daar dit door den heer Walder ree s gedaan is. Hij heeft
slechts enkele kantteekeningen naar aanleiding van hier naar voren
gebrachte verwijten. De heer van Hasselt heeft wijselijk maar niet
geantwoord op sprekers interrupties. Het is ook heel gemakkelijk
om iemands leer als verderfelijk voor oen bepaalde groep voor te
stellen. Uit het heele betoog van den hoer van Hasselt is echter
gebleken, dat de beginselen van de 8.D.A.P. hem totaal vreemd zijn
en hij alleen maar napraat wat door anderen daarover gezegd wordt.
Als de heeren der katholieke groepen hier onderling zitten te
bekvechten, dan heeft spreker er geen vreugde in,om dat aan te
hooren, want het algemeen belang is daar niet mede gediend, en
dan bedoelt spreker daarmede het belang der groote massa van kie
zers, die aan die groepen hun stem gegeven hebben. Er is een
spreekwoord, dat zegt: "verdeel en heersch", en dat wordt hier
bij de verkiezingen door bepaalde katholieken maar te veel toe
gepast; in dat opzicht is het spel dier heeren wel volkomen ge
slaagd. Wat de verdeeling der wethouderszetels betreft, is spre
ker van meening, dat de heeren dit maar onder elkaar moeten uit
maken. Dat de heer van Hasselt in de afgeloopcn vier jaren niet
veel behoefde te zeggen omdat er geen critiek was, is geenszins
juist, zegt spreker, jie critiek is er wel degelijk geweest, doch
door den heer van Hasselt werd daarop niet ingegaan. In dit verband
herinnert spreker aan zijn critiek in een algemeene beschouwing
bij de behandeling van vorige begrootingen, waarop door den heer
van Hasselt niet geantwoord werd. Het is ook heel wat gemakkelijker
om er zich van af te maken met zichzelf op een voetstuk te plaat
sen en dan te zeggen, dat een kraai anders zingt dan een kanarie.
Dat was dan het eenige intellectueele antwoord, dat de heer van
Hasselt wist te geven.
De opmerking van den heer Scheffelaa.r over meerdere medewerking
van de organisaties ten aanzien van het cursuswerk voor jeugdige
werkloozen, is naar sprekers meening niet juist. De organisaties
zijn altijd ten volle bereid geweest tot die medewerking, doch dan
behoorden zij in die zaak ook eenige medezeggenschap te hebben.
Onder het motief, dat er geen twee kapiteins op één schip konden
zijn, werd dit laatste door den heer Scheffelaar tijdens diens
wethouderschap afgewezen, waarmede hij dus de vakorganisaties
praktisch uitschakelde.
Dat er sinds het optreden van het nieuwe college van B W geen
critiek meer zou zijn geweest ten aanzien van plannen voor de
werkverschaffing en op dit laatste nu niet meer zou worden aan
gedrongen, zooals de heer van Hasselt beweerde, is van dezen
slechts een napraten van ten opzichte van het nieuwe college
vijandige olaadjes. Bijna iedere vergadering sinds het optreden
van den nieuwen rand is door spreker gevraagd naar den stand der
voorbereiding van werkverschaffingsobjecten. Nog slechts kort
geleden is door B ff in antwoord daarop medegedeeld, dat plannen
bij den minister waren ingediend, in besloten vergadering zijn
toen nadere mededeel in. :en omtrent die plannen gedaan, en dat de
goedkeuring van don minister daarop nu nog niet verkregen is,
kan spreker heel eed aannemen. Men moet in deze ook niet vergeten,
dat er een reorganisatie gekomen is ten aanzien van werkverschaf
fing en steunverleening.
Tenslotte wijst spreker op het Plan van den Arbeid, hetwelk
door de S.D.A.P. bij de regeering is ingea^nd, en waardoor de
mogelijkheid van werk voor een groote massa werkloozen geschapen
wordt. Naar sprekers meening is het dan ook de plicht van allen,
die voor de belangen der arbeiders willen opkomen, om dat Plan te
steunen en meao te werken, dat er uitvoering aan gegeven kan worden.