- 19 - moet "bestaan in een reeële gezonde opbouwende critiek, die ook het meest deskundige college van B W van noode heeft om de fei ten, die nu eenmaal aan ieder menschelijk werk kleven, zooveel doenlijk te voorkomen. Indien gij zóó uw taak wilt bezien in verband tot de onze, dan kan dat niet anders dan heilzaam zijn voor de stad, die wij allen op ons namen goed te zullen besturen. Ik dank U. Wethouder MUSTERS zegt geen algemeene beschouwingen te zullen houden, doch alleen enkele opmerkingen te willen maken. Volgens den heer van Hasselt zaten bij de verkiezingsactie voor lijst 12 geen persoonlijke motieven voor, doch gold het daar alleen het algemeen belang. Nu is spreker acht jaar achtereen lid van den raad geweest, en uit da.t feit meent hij te mogen conc-ludeeren, dat hij zijn zaken ook goed gedaan heeft. Toch maakte hij bij de laatste verkiezingen bij lijst 12 geen kans, want daar ging het er om, dat Musters er in elk geval uit moest. Spreker vraagt, of dat dan geen persoonlijk motief was? Hij Y/ijst verder op de ver kiezingspamfletten, waarin een aanval op hem werd gedaan en ver schillende verdachtmakingen aan zijn adres werden geuit. Dat zijn allemaal bewijzen to roer, dat de actie van lijst 12 wel degelijk een persoonlijk karakter droeg. Dat de samenstelling der vaste raadscommissiën reeds tevoren wa.s bepaald, geeft snreker toe, maar dat was ook in 1927 en in 1931 het geval, too 1 de heeren, die er nu aanmerking op maken, zelf aan het roer waren. Naar sprekers meening is er voor een der gelijke bespreking vooraf ook iets te zeggen, omdat het anders bij de stemming voor de commissies een warboel zou worden. Wat de samenwerking met de sociaal-democraten betreft, zegt spreker,dat ook in 1927 de medewerking van die partij is ingeroepen. In dit verband herinnert hij aan de vergadering, welke toen gehouden is in hotel "De <>ouden Leeuw" De oritiek op ons college is bij de algemeene beschouwingen slechts gering geweest, zegt spreker, maar dat kon ook niet anders na de enkele maanden, dat we hier zitten. Hij is het er mee eens, dat, in verband met de stijgende behoeften, de subsidie voor het burgerlijk armbestuur wel verhoogd zal 0 :ten worden. Ook de woorden van den heer Scheffelaar ten aanzien van de deelname der jeugdige werkloozen aan de centrale werkplaats kan spreker onder schrijven, terwijl hij ook voor wat oe toekomst betreft hoopt te kunnen blijven rekenen 00 den steun en medewerking van allen ten opzichte van de werkloozcnzorg. De VOORZITTER wil ook enkele opmerkingen maken naar aanleiding van hetgeen bij de algemeene beschouwingen naar voren gebracht is. Op de eerste plaats wil hij aan het adres van den heer van Hasselt opmerken, dat het voor groote gemeenten met een klein grondgebied op den duur moeilijk is geschikte werkverschaffingsobjecten te vinden. Wanneer men dan al eens een geschikt object gevonden heeft, moet weer worden rekening gehouden met de veranderde inzichten aan het departement van sociale zaken ten aanzien van de werkver schaffing, waarbij dan het economisch element weer ingeschakeld wordt. We hebben dat hier ondervonden bij het object van de Huybergschebaan. Zcoals den raad bekend is, zijn B W thans met andere plannen bezig en hij hoopt, dat hieromtrent spoedig nadere voorstellen aan den raad kunnen worden voorgelegd. De heeren Scheffelaar en Bocht zijn erg pessimistisch ten aan zien van de begrooting. Spreker kan echter de verzekering geven, dat aan alle ingevoerde bezuinigingen streng de hand zal worden gehouden en aan de hoofden van dienst reeds een schrijven in dien geest is gezonden. Wat de opmerking van den heer Becht over de straatbelasting aangaat, wijst spreker er op, dat die reeds in 193^ is ingevoerd en zulks ter vervahging van de toen bestaande rioolbelasting. Dat kan dus niet als een nu ingevoerde belasting- verhooging worden beschouwd. Spreker betreurt het, dat de heer Verlinden zoo generaliseerde toen hij de opmerking maakte, dat de ambtenaren hun inkoopen buiten de stad doen. Dit is ten aanzien van alle ambtenaren geens zins juist. Bovendien is dit een zeer moeilijke materie, waarover men geen oordeel kan vellen zonder de juiste gegevens. De heer VERLINDEN merkt op, dat hij zich niet in den door den Voorzitter bedoelden zin heeft uitgelaten. Hij heeft ten deze slechts veronderstellender wijze gesproken, en leest ter verduide-

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1936 | | pagina 45