- 17 - zoo gedacht: De politiek is het middel tot het doel: het zoo goed en zoo gewetensvol mogelijk samenstellen van de organen, welke tot taak hebhen in een of andere instantie onze maatschappij te be sturen. Voor hem, die in een of ander bestuursorgaan heeft zitting genomen, zou ik er nog een aanvullende omschrijving aan toe willen voegen, n.l.: en het binnen het raam van de eigen levensbeschou wing zoo objectief en eerlijk mogelijk behartigen der toevertrouw de belangen. Ik beweer voor mij zelve, dat ik de laatste opvatting over politiek huldig en ze in mijn daden tot uiting tracht te brengen, en ik wil daaraan toevoegen, dat ik aanneem, dat gij allen,mijne heeren, eveneens deze ideeële opvatting van politiek hebt. Niet daarmee in strijd is, dat gij persoonlijk getracht hebt U een zetel in dezen raad te veroveren en later misschien in het college van B W. L.miers, voor zoover gij, gedreven door uw gemeenschaps zin, U zelf waardig en capabel gevoeldet om een raads- of wet houderszetel te bezetten, hebt gij door het voor U zelve procla- meeren van dien zetel in geen enkel opzicht gezondigd tegen het principe van streven naar een goede bezetting van het betrokken besturende lichaam. Ik wil dan ook ver Ier aannemen, dat tot op 3 September j.l. niemand van ons to n de m.i. juiste opvatting van politiek zich had misdragen en in wil daarbij vergeten, dat wij allen, in al te grooten ijver, wol eens een keer het gebod der christelijke nar 3- tenliefde totaal halden vergeten waar het gold propaganda te m ken voor ons zelve door den aanval op den tegenstander. Maar na 3 september, Mijne Hoeren, kwamen de zaken er anders uit te zien en het is hierover, dat ik U na deze korte inleiding, eenige concrete waarheden heb te vertellen. Toen na 3 September j.l. sommige terecht of ten onrechte ge koesterde verwachtingen aangaande de wethouderskeuze niet vervuld bleken, openbaarde zich in een bepaalde geleding van dezen raad een scherpe maar weinig verheffende en nog minder doelmatige obstructie-mentaliteit. Tot op den da? vnn heden heeft deze obstructie-geest voortgeleefd en al moet ik eerlijkheidshalve bekennen, dat de scherpste kanten hiervan reeds zijn afgeslepen, toch meen ik een aan ieder bekende wr^rhoi! te vertellen, als ik beweer, dat die geest zijn absoluut ver wijnen nog niet heeft aangekondigd of gedemonstreerd. Zeer gemakkelijk zou het mij vail n aan de hand der feiten, zooals zij zich in de laatste zes maanden hebben voorgedaan, mijn beweringen te bewijzen, naar ik zal dat niet doen, ton eerste omdat het zou zijn: uilen naar Athene dragen, en ten tweede omdat het mogelijk maar nieuwe gevoeligheden wokken zou. Nu beweer ik, dat men met een absoluut zinledige obstructie die geen ander doel heeft dan een bemoeilijking en veronaange naming van de taak van B W, zondigt tegen het 2e gedeelte mijner omschrijving van een ideeële opvatting van politiek. Immers, in plaats van aan te marcheeren op het doel, dat men zich dient te stellen: het zoo eerlijk en objectief mogelijk behartigen der belangen,die men gezworen heeft te zullen behartigen, marcheert men in de tegenovergestelde richting en treedt men die belangen met voeten, enkel en alleen ter bevrediging van minder nobele persoonlijke gevoelens. Meen niet. Mijne Heeren, dat ik deze misschien vrij hard klin kende waarheid zeg omdat ik persoonlijk de obstructie vrees of ze onaangenaam vind. Integendeel, enkel acht gevend op mijn eigen strijdlustig temperament, zou ik U willen uitnoodigen scherper en vaker nog uw lust tot queruleeren bot te vieren. Persoonlijk ben ik nog militant genoeg om vermaak te scheppen in den strijd om den strijd, en ik heb bovendien nog de voor de zaak, zooals ik ze zie, prettige overtuiging, dat iedere onredelijke obstructie op den duur zichzelf vermoordt. Maar, Mijne Heeren, het gaat, als men een goed en verantwoor delijkheidsbesef bezittend lid van den raad of van het college van B W zijn wil, niet om wat men prettig of niet prettig vindt. Het gaat er om,dat ge de bestuurszaken, die U worden voorgelegd, eerlijk en objectief beoordeelt, becritiseert en dat ge medewerkt tot een beslissing, die naar uw eerlijke en objectieve meening de juiste is en niet tot eene, welke door bijkomstige gevoelens van persoonlijke en niet met de zaak te maken hebbende aard wordt ingegeven.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1936 | | pagina 43