10
Na deze algemeene "beschouwingen ve.n wat er in de naburige lan
den plaats heeft, wil ik terug komen op de verkiezingen van vorig
jaar. Na wat er door den heer van Hasselt over naar voren gebracht
is, kan ik niet anders zeggen dan dat ik verheugd ben, dat de
heer van Hasselt nu als raadslid in ons midden zit. Hij heeft nu
een heel aardige speech opgebouwd, op papier gezet en naar voren
gebracht. Vier jaren hebben we den heer van Hasselt als wethouder
gehad en in die vier jaren tijd hebben we den heer van Hasselt
nog niet zooveel hooren zeggen als nu vanmiddag, en ik moet wer
kelijk zeggen: het was buitengewoon aardig, hoewel hij hier en
daar misschien uei beetje inconsequent is.
Wat de gehouden verkiezingen zelf betreft, hebben wij, als
sociaal democraten het betreurd, dat de Katholieken daarbij niet
tot één partij zijn kunnen komen, In dezen tijd is hot meer dan
ooit noodzakelijk, dat de partijen,die den democratischen staats
vorm willen handhaven, als zoodanig naar voren komen, waarbij
persoonlijke ambitie** moeten wijken voor het algemeen belang.
Juist nu was het een plicht geweest voor de Katholieken om alle
persoonlijke geschillen te laten vallen en als een geheel op to
trekken. Dan kunnen de groote partijen beginsel tegenover begin
sel stellen en kunnen verdachtmakingen tegenover personen achter
wege blijven. In plaats daarvan kregen we diverse Katholieke
lijsten met personen, die zich zelf in de hoogte staken en anderen
bekladden om de gunst van de kie-ers te verwerven. Er was slechts
eenig verschil in combinatie. De heeren Juten en van Hasselt,
tevoren eikaars concurrenten, prijkten nu broederlijk op de Een-
heidslijst, de lijst van de wethouders en de deskundigen, van de
oer oude, ras echte Bergonaren van geslacht op geslacht van
de menschen van degelijke beginselen en van zuinigheid en - al
zeggen ze het allemaal zelf - van echte werkers. Ik noem slechts
een paar argumenten, die den kiezers den weg moesten wijzen in
den politieken doolhof. Wie zich van de toestanden op de hoogte
houdt, weet wel, dat de kiezers door den heer Juten in zijn lijf
blad in dezen geest worden opgevoed. Het is altijd politiek van
den kleinsten kant. Ik behoef er slechts aan te herinneren, dat
de heer Juten, vóór hij wethouder werd, altijd allerlei oritiek
op de begrooting uitoefende. Hier moest f.0,50, daar weer een
gulden worden afgeknepen. Op eiken post moest worden beknibbeld,
en er was letterlijk niets dat deugde bij het toenmalige college.
Toen werd de heer Juten wethouder en van dat moment af bleef
alles hetzelfde als onder het vorige college. Nauwelijks echter
is de heer Juten weg als wethouder, of de oritiek barst weer los
tot in het belachelijke. Voorstellen, waar het oude college voor
was, worden nu becritiseerd en afgebroken.
Onze candidaten kunnen wij natuurlijk niet zoo in de hoogte
steken. Maar al konden wij dan ook slechts met een lijst van
arbeiders naar voren komen, dan wil dat nog niet zeggen, dat wij
geen andere menschen hebben. Wij hebben wel degelijk ook intellect
bij onze groep, al kunnen deze onder de hier heerschende omstan
digheden niet op den voorgrond treden.
Als uitvloeisel van ons standpunt was voor ons weggelegd om
in do eerste plaats de lijst Juten te bestrijden. Het ging daar
bij niet tegen personen, maar tegen het systeem, de wijze van
bestuur der gemeente. Daarom ook heeft de uitslag der verkiezin
gen ons verheugd, al bracht die ons geen directe winst. De heer
Juten moet over dien uitslag wel zeei' teleurgesteld zijn geweest.
Immers, wanneer men nagaat, dat J1 d3 verkiezingspamfletten ver
zekerd werd, dat een Weyts en van Geel op vorkiesbare plaatsen
stonden en deze toch geen raadszetel gekregen hebben, dan moet
die uitslag wel erg tegen gevallen zijn. Het is maar jammer, dat
de heer Juten hierin nog geen aanleiding gevonden heeft om zijn
systeem te wijzigen. Dat blijkt ten duidelijkste uit de ontboe
zemingen van het zich noemende twintigste raadslid, waarop de
kiezers, sinds de nieuwe raad optreedt, na iedere zitting ver
gast worden. De zwartgalligheid en een bewuste volksmisleiding
komen daarin wel sterk tot uiting. Al kan men van teleurgestelde
menschen wat verdragen en door de vingers zien, zoo hoop ik
toch voor den heer «Juten, dat het "twintigste raadslid" zich eens
geestelijk zoo hoog ontwikkelen kan, dat hij de zaken van objec
tief standpunt kan bekijken en dat in zijn pennevruchten tot
uiting zal komen.