Ten slotte, Mijnheer de Voorzitter, hoop ik, dat de tegen woordige wethouder van sociale zaken meer steun zal ontvangen van de organisaties en ouders, inzake de jeugdcursus, dan ik ont ving, opdat het: "Jong Holland snakt naar werk" voor Bergen-op- Zoom geen phrase zij, maar werkelijkheid worde en de jeugdige werkloozen "beseffen mogen, dat arbeid adelt en niets doen des duivels oorkussen is. De heer WALDER spreekt ongeveer als volgt: Mijnheer de Voorzitter, ik moet beginnen met vooraf een klein excuus te maken, dat ik mijn algemeene beschouwing niet vooraf schriftelijk heb kunnen uitwerken. De gelegenheid heeft mij daar toe ontbroken en daarom hoop ik, dat men het mij niet kwalijk zal nemen, wanneer ik misschien niet altijd de juiste volgorde houd of mij soms mocht vergissen. Dat de algeu^oue toestand er niet beter op geworden is, dat het niet rooskleuriger is dan 4- jaren geleden, daarover behoeven we niet lang uit te weiden, we weten dat allemaal. De tegenstel lingen in de maatschappij zijn nog schriller geworden dan voor 4 jaar, men ziet aan den eenen kant de grootste weelde en aan den anderen kant de scherpste armoede. Dit is niet alleen voor onze gemeente, maar overal, en ik vraag me af, of dit zoo kan blijven duren. Neen, Mijnheer de Voorzitter, dat kan niet. Het kapitalistische stelsel, zooals men dat tot heden ten dage gekend heeft, heeft afgedaan, en er is geen enkele apotheek ter wereld te vinden, die daar nog een hulpmiddel voor heeft. Zij, die vast houden aan dit verouderde en ongewenschte stelsel, dragen een buitengewoon groote verantwoordelijkhei 1. Mijnheer de Voorzitter, wanneer we gaan kijken links on rechts wat er allemaal in ons eigen land gebeurt, dan komt men tot de conclusie, dat er van het rijk heel wat anders uit kan gaan dan thans. Wanneer we op deze manier blijven voortgaan, dan gaan we steeds verder berg af, want men tornt aan alles, wat de minstbodeelden nog krijgen en dat gaat zoo niet langer. Met aanpassing gaat het niet meer, we komen zoo tot steeds grooter moeilijkheden en ellende. Zie daarentegen naar de Scandinavische landen, waar de maatschappe lijke verhoudingen al zooveel beter zijn, en naar België, waar men het plan De Man ten behoeve der werkloozen heeft. Dat kan hier ook. Wij hebben hier het Plan vr..'.en Arbeid, dat door onze partij bij de regeerin- is ingediend, en waardoor 200000 menschen aan het werk kunnen worden gesteld. Wanneer door de regeering dat Plan van den Arbeid, hetwelk ook van Katholieke zijde veel instemming mocht ondervinden, wordt uitgevoerd, dan worden daarmede toch weer een massa menschen geholpen. Nu kan men wel zeggen, urt van den arbeid alleen niet alles verwacht mag worden, maar het zijn toch juist die paar guldens,die de arbeiders meer kunnen verdienen met arbeiden inplaats van steun- trekken, waar de middenstand ook mede gebaat is, omdat er dan ook weer een paar guldens meer besteed kunnen worden voor het gezin. De middenstanders zijn juist afhankelijk van de koop kracht der arbeiders en nu deze aan den steun,die gegeven wordt, maar juist genoeg hebben om in het leven te kunnen blijven, heeft ook de middenstand zeer moeilijke tijden door te maken. De ver arming werkt steeds verder door, en ik zou alle leden van den raad willen aanraden eens t? gaan kijken in de gezinnen der werkloozen, zoodat zij zich zelf van don treurigen toestand,waar in deze verkeeren, kunnen overtuigen. Vet is dan ook zoo juist, wat de heer Sneevliet in de Tweede Komur zeide: Er is slechts één ding, dat in dezen tijd floreert en dat is de armoede. Wij zullen dan ook alles wat mogelijk is, moeten doen om zoo veel mogelijk menschen aan het werk te stellen. Alleen dan zul len we er uit kunnen komen. Het voorbeeld van de fascistische landen is ook niet aanbevelenswaardig; men kent daar slechts het devies: oorlog en armoede. Zie slechts naar Italië. Zie ook naar Duitschland, waar alles op den oorlog wordt voorbereid. Door den Belgischen minister-president van Zeeland werd reeds gezegd, dat in Rome en Berlijn Europa al verdeeld was. Bekend is ook, dat Duitschland het oog gericht houdt op onze koloniën, en zooals ik persoonlijk van remand, die met de nazi-beweging in Duitschland in nauwe relatie staat, vernam, heerscht daar de meening, dat "Die steinreiche Hollander zuviel koloniën haben für so ein kleines Land".

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1936 | | pagina 35