I - 8 - werkloozenfonds door het rijk en dank zij de "bezuinigingen, die het huidige college heeft aangebracht, ons sluitend werd aange boden, zou tot gerustheid stemmen, ware daar niet de stok achter de deur of het spook van belastingveriiooging dat ons bedreigt, omdat bij het dagelijksch bestuur bij de indiening van deze be- grooting de vrees aanwezig is, dat de door hen aangebrachte be zuinigingen in den loop van het jaar niet zullen kunnen worden ge handhaafd en dat einde 193^ waarschijnlijk met een nadeelig slot zal sluiten. Mijnheer de Voorzitter, ik deel die vrees niet, indien de hoof den van takken van dienst er van doordrongen zijn, dat de uitgaaf posten op de begrooting dienen gehandhaafd en het college waakt voor overschrijding der posten, en de raad alle aanvragen om ge meentelijken fine. ei celen steun, van welke zijde zij ook komt, grondig bestudeert e 1 overweegt of daaraan is te voldoen, en zoo eensgezind de belangen van de gemeente Bergen op Zoom behartigt, Mijnheer de Voorzitter, dan zal ons het belastingspook niet be nauwen en zullen we onder God's zegen het financieele schip van onze stad ook dit jaar door de branding heen brengen. Mijnheer de Voorzitter. In 't algemeen genomen kan Bergen-op- Zoom^grootsch zijn op z'n straten en wegen en op den toestand, waarin deze verkeeren, wat zelfs vreemdelingen niet onverschillig laat, maar toch neem ik de vrijmoedigheid om van deze plaats een° lans te breken voor den desolaten toestand, waarin de Moerstraat- schebaan - en dan denk ik vooral aan dat gedeelte vanaf de stad tot aan de Stichting Vrederust - verkeert. Jarenlang is door de bewoners en gebruikers van dezen weg gevraagd om verbetering en eenige malen per jaar wijzen ged.staten op den toestand vpjn dezen weg. Telkens wordt deze straat stiefmoederlijk bedeeld en gaat het, in figuurlijken zin gesproken, als met een versleten broek, waar men een lap op zet. ïk doe dan ook een beroep op den raad om dezen weg, die naar een dergelijke Stichting voert (een klein dorp met 4 1000 zielen), waar wekelijks bezoekers van buitenaf komen, te vernieuwen, omreden dit geen weggegooid geld is en een tegemoet koming is aan de mede-belastingbetalers,die om hun inkoopen te doen in de stad, van dezen weg gebruik moeten aken. Bij den betref- fenden post zal dienaangaande door mij een voorstel worden gedaan. Dan de onhoudbare toestand van de haven, Mijnheer de Voorzitter, Moet ik daar nog veel van zeggen? Ik weet, dat dit alles verband houdt met het rioolpl^n, maar laat het college in deze diligent blijven. Men heeft niets aan mooie speechen en luxueuse plannen, maar daden doen in verband met hygiëne en uitvoeren wat allereerst noodig en noodzak dijk is. Mijnheer de Voorzitter, de algomeene werkloosheid en hiermede gepaard gaande de achteruitgang van den middenstand in onze stad, zullen de financieele lasten der gemeente meer en meer gaan druk ken want waar geen ruime inkomsten zijn, zullen de uitgaven ook minder zijn. Van het burgerlijk armbestuur zal dan ook dit jaar meer gemeentesteun gevraagd worden dan voorheen, temeer omdat het N.C.C. geen steun meer kan geven, aangezien haar door de burgerij geen of te weinig financieele steun gegeven wordt, en da.orom'^op heffing noodzakelijk werd. Het is juist, Mijnheer de Voorzitter, dat ik dit weet als voorzitter van dit comité, misschien meer dan een uwer, hoe de zakenmensoh in Bergen op Zoom gebukt gaat onder de crisis, doordat de lasten verzwaren en de inkomsten dalen. En daarom zal door bovengenoemde nuttige werken uit te voeren als door mij aangegeven, niet alleen een lichtstraal komen in de woningen van de werkloozen, maar zullen indirect ook do zaken— menschen hun voordeel daaruit trekken. Mijnheer de Voorzitter, ik heb mij wederom afgevraagd waarom er van de zijde van het Dag.Bestuur -een voorstel is gekomen tot afschaffing van de carnaval op straat. Is het in dezen tijd niet een schrijnende tegenstelling: aan den eenen kant voortdurende werkloosheid en aan de andere zijde een feest, waarin de mensch zijn lusten botviert, Inplaats van dat men biddagen houdt om af wering van de roede, die God over ons laat gaa,n, keert men weder terug tot den Romeinschen tijd en vraagt men om brood en spelen. Een voorstel dienaangaande zal ik niet doen; men kent mijn standpunt in deze, maar ik zal blijven protesteeren, dat in Christelijk Bergen op Zoom dit heidensch gedoe nog kan blijven voortbestaan.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1936 | | pagina 34