- 7 -
gedaan.
Mijnheer de Voorzitter, wat ik hier heb gezegd, is mijn per
soonlijke meening. Gekozen als candidaat van het R.K.Eenheidsfront,
zal ik steeds mijn eigen inzichten naar voren "brengen, ook al zou
den die niet samengaan met de andere gekozenen van lijst 12. Alle
gekozenen van deze lijst zijn steeds vrij geweest en hebben zich
nooit tot iets verbonden. Het is daarom zoo jammer, dat men geen
samenwerking tusschen de gekozenen der Katholieke lijsten heeft
gewild, want juist het niet gebonden zijn aan vooraf gemaakte
a.fspraken is het beste voor vruchtbare besprekingen. Als men voor
af gebonden is, moet men in den regel concessies doen om een af
spraak tot een goed einde te brengen. En dikwijls worden dan con
cessies gedaan die iv ot altijd in het belang der gemeente zijn.
Mijnheer de Voorzitter, ik zal het hierbij laten.
De heer 30HEF.-ELd. dd spreekt als volgt:
Mijnheer de 'Voorzitter, Waar ik geen plaats meer inneem in het
Dagelijksch Bestuur, waarin men intenser werkt voor de algemeene
belangen der gemeente en daar speciaal mede leiding in moet geven,
wil ik ook als raadslid eonige beschouwingen houden bij de behan
deling van deze begrooting.
Mijnheer de Voorzitter. Veel is er na de verkiezingen voor den
gemeenteraad gesproken en geprofeteerd, vooral wat betreft de
nieuwe samenstelling van het college van B W. Zouden de aftreden-
den wederom de verkorenen zijn of zouden zij plaats moeten maken
voor anderen, waardjger dan zij?
Ik voor mij, Mijnheer de Voorzitter, had daaromtrent geen illu
sies, want over het algemeen genomen huldigt men nog al eens dik
wijls 't spreekwoord: nieuwe bezems vegen schoon, en vooral waar
ik als eenig Anti-Revolutionair raadslid zitting heb en daartegen
over 15 R.K.leden de zetels in dezen raad bezetten, was het toch
te voorzien, dat vogels van dezelfde pluimage gezamentlijk uit
zouden maken, wie er wethouder zou worden.
Echter is het maar goed, Mijnheer de Voorzitter, dat men onder
al de bewierookingen die men een wethouder tijdens zijn zittings
periode toebrengt, nuchter blijft, da-r steeds bij denkende: nu ja,
vandaag roept men Hosanna en morgen roe^t men Weg met hem. Een
profeet is nu eenmaal niet geëerd in zijn vaderland.
Vier jaar lang hebben we in den raad bij algemeene beschouwin
gen, en nog al eens daar tusschen in, bij monde van den heer Walder
aan het adres van de toen zittende wethouders kunnen hooren de
liefelijke benaming van Monstercollege. Welnu, de heer Walder kan
nu gerust zijn,en de raad wordt ten minste in de toekomst hiervoor
gespaard, want mot zijn medewerking en die zijner fractie is het
monster verdreven en heeft hij in samenwerking met de zich noemende
Staat spartij ers - ofschoon met vijftienen in dezen raad vertegen
woordigd - een monster van het monstercollege helpen samen stellen.
Want het zijn z'n eigen woorden bij interruptie in. een der ver
gaderingen: Ik heb het van jullie geleerd!
Dat ik niet direct het volle vertrouwen in dit nieuwe college
stelde, zal ieder kunnen begrijpen, die maar eenigszins met de
geschiedenis van de laatste jaren op de hoogte is. Heel de bewe
ging, die zich bij deze verkiezing afspeelde, stond mijns inziens
in het teeken van wraakneming. En de wraak is zoet. Of ze altijd
bevorderlijk is aan het welzijn van stad of land, staat te bezien,
maar dat is nu eenmaal de politieke geste,die niet altijd het
algemeen welzijn bedoelt, maar egoïstisch zelfbewustheid en zelf
voldoening op den voorgrond doet treden.
Mijnheer de Voorzitter, toch heb ik gemeend zitting te moeten
nemen in een door den raad mij toegewezen vaste raadscommissie.
Vooral uit principieele overwegingen meende ik mij daar niet aan
te mogen onttrekken. Ik zal, zoolang ik lid ben van den raad van
Bergen op Zoom, mijn beste krachten en gaven geven in het belang
en tot welzijn van onze goede stad. Voorstellen die in die rich
ting gedaan worden door het tegenwoordige dagelijksch bestuur,
zullen door mij gesteund worden en moeten zij daar dan maar uit
concludeeren of zij mijn vertrouwen hebben. Maar wel laat ik er
direct op volgen, dat tot heden de handelingen van het nieuwe
college mij maar matig bevredigen.
Mijnheer de Voorzitter, dat de begrooting 1936, dank zij het
zuinig beheer der laatste jaren en de verhoogde bijdrage uit het