- 19 - Wethouder MEERBACH wil, alvorens tot stemming wordt overgegaan, zijn stem motiveeren. Hij ie tegen renvoyeeren van het voorstel op grond van het feit, dat we dan toch over een maand de hittere pil van helastingverhooging zullen moeten slikken. De begrooting is reeds aan alle kanten als een citroen uitgeknepen en z.i. zal daar niets meer op gevonden kunnen worden. Om nu met het domme potlood nog meerdere cijfers te schrappen en zoogenaamd te bezuinigen, schiet men niets op, omdat voor den goeden gang van zaken onmogeliji nog verder bezuinigd kan worden. Een dergelijke politiek zou er een zijn van de ergste misleiding, De heer BECHT is het niet eens met de zienswijze van den heer Meerbach. Hij acht het zeer goed mogelijk, dat door een nieuw onder zoek zich nieuwe gezichtspunten voordoen en de commissie van finan ciën aan de hand van het door den heer Juten verstrekte staatje alsnog een oplossing vindt om het tekort te dekken zonder belasting- verhooging. Daar de heer VArT HASSELT z'n voorstel om het voorstel van B W te renvoyeeren handhaaft, en dit voldoende wordt gesteund, brengt de VOORZITTER dat in stemming, waarbij het wordt aangenomen met 15 -,3 stemmen. Vóór stemden de heeren van Kaam,Demmers,Walder,Verlinden,van HasseltKiepe,Broekmans,BechtJuten,BekkerFranken,Boschman,Schef- felaar,Kruize en Dielissen. Tegen stemden de heeren MustersMeerbach en De Moor. III. Gedeputeerde staten van Noordbrabant. s-Hertogenbosch 15 April l^jG .nr.78 3^,IIIc afdeeling. Rota van aanmerkingen bij gedeputeerde staten gevallen op de gemeentebegrooting voor het dienstjaar 1936. (Voorgesteld wordt ged.staten te berichten overeenkomstig den ter inzage gelegden concept-brief afd.II nr.^3/118 C.) In verband met het renvoyeeren van het voorstel onder punt VI der agenda vermeld wordt dit punt aangehouden tot de volgende ver gadering. VII. VOORSTEL TOT WIJZIGING VAN HET RAADSBESLUIT VAN 6 MAART 19'36. nr. 31. HOUDENDE HET VASTSTELLEN VaN VERORDEN INGEN~"5P DE HEF- FINGEN INVORDERING ^AN GELDEN VOOR EEN STANDPLAATS MET EEN WOONWAGEN 0F~EEN LIGPLAATS LET EEN WOONSCHIP BINHEIT DE ge munte BERGEN OP ZOOM. (Verzameling 1936 nr7Ê6. De heer VAN HASSELT merkt op, dat de Voorzitter zich nog wel zal herinneren, dat hij reeds in een vorige vergadering gevraagd heeft, wat het college dacht te bereiken met de bipaling, waarop thans aanmerking van ged.staten gekomen is. De Voorzitter ant woordde toen, dat het verstandiger was daarover in openbare ver gadering niet verder te praten en spreker heeft zich daar toen bij neergelegd, ofschoon hij overtuigd was, dat men er niets mee be reiken zou. De juistheid hiervan blijkt nu wel uit het schrijven van gedeputeerde staten. Spreker zou zelfs nog verder willen gaan en willen zeggen: schaf de geheele verordening maar af. Naar spre kers meening zal er in de practijk toch niets van terecht komen. Een toepassing der verordening ten aanzien van onwillige betalers zal tenslotte niets dan kosten voor de gemeente meebrengen, waar voor vrijwel geen verhaal is. Spreker gelooft dan ook, dat de raad het verstandigst doet om de geheele verordening in te trekken. De VOORZITTER wijst er op, dat de bedoeling van de verordening is om eenigszins een rem te hebben ten aanzien van een langdurig verblijf der wagens. Als zoodanig meent spreker, dat de verordening toch wel van nut kan zijn, en zou hij haar dan ook willen hand haven. De heer VAN HASSELT gelooft niet, dat het beoogde doel met deze verordening bereikt zal worden, omdat z.i. de woonwagenbewoners er zich niets van zullen aantrekken. En als de gemeente zou overgaan tot inbeslagneming en verkoop, dan zou dit nog maar veel kosten meebrengen zonder dat er een noemenswaardige opbrengst tegenover zou staan. Spreker blijft daarom van meening, dat de verordening beter in haar geheel kan worden ingetrokken en hij doet daartoe dan ook het voorstel. Daar het voorstel van den heer van Hasselt voldoende gesteund wordt, brengt de VOORZITTER het in stemming, waaroij de stemmen met 9-9 staken.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1936 | | pagina 174