- lij- -
overgegean tot verhooging der opcenten op de personeele belasting,
men tot een progressieve opcentenheffing zal moeten komen.
De heer BR02KMANS wil wat dieper op deze zaak ingaan, en er
daarbij op de eerste plaats op wijzen, dat maar steeds nota's van
aanmerkingen en circulaires komen van ged.staten of den minister,
waarbij de raad gedrongen wordt dingen te doen, waar deze uit zich
zelf niet aan zou denken. De toestand is langzamerhand zoo gewor
den, dat wij als raad hier niet meer zótten om met het Dag.Bestuur
de gemeente te regeeren, maar we worden geregeerd. Zoo is het nu
ook met de gemeentebegrooting, welke door den rand is behandeld
en vastgesteld, We hebben daarbij denzelfden -eg bewandeld als
voorheen en een gedeelte van de uitgaven ,o wer!verschaffing
geplaatst op den kapitaaldienst en nu komen ged, staten met hun
bemerking om dit te veranderen. Natuurlijk kan de raad hier weer
wel gevolg aan geven, maar wij kunnen het ook laten zooals het is,
en dan wil spreker er op wijzen, dat de raad hier zit om de ge
meente-financien te beheeren. Spreker zou er dan ook veel voor
voelen om de begrooting te late zooals zij is en dan maar af te
wachten, wat ged.staten of de r eering doen zullen. Ook met de
salarissen is het zoo gegaan. Berst moesten de salarissen worden
verlaagd, toen kwam er van den minister weer een aanschrijving,dat
sommige salarissen moesten worden verhoogd en daarna kwam er weer
een schrijven, dat de salarissen met ongeveer 2\<j> verlaagd moesten
worden. Jaar zitten we hier eigenlijk nog voor, vraagt spreker.
Om te bepalen of auto's links of rechts mogen parkeeren en zoo nu
en dan eens een benoeming te doen? Voor het overige kunnen we dan
wel naar huis gaan en dat aan het Dag.Bestuur overlaten, want dit
is blijkbaar volgznm genoeg en gaat direct op de bemerkingen in,
zooals men aan dit voorstel voor belastingverhooging zien kan.
Weet men echter wel, wat een belastingverhooging thans voor de
burgerij beteekcnt? Voor do menschen, die het nog betalen kunnen,
zijn de lasten reeds ontzettend hoog en degenen, die niet het ge
noegen hebben een vast inkomen te genieten, zitten voor zware
zorgen. Inplaats dat de middenstand een kapitaaltje kan vormen
voor den ouden dag, moet er ieder jaar weer opnieuw zooveel bij om
de zaken gaande te houden en niet geheel ten onder te gaan. Het
denkbeeld van den heer Walder om de opcentenregeling op de perso
neele belasting progressief te maken, vindt spreker funest, alles
is reeds progressief en menschen met een grooter inkomen zullen op
deze wijze dat meerdere spoedig zien verdwijnen.
Met hetgeen door den heer Juten naar voren gebracht is, kan
spreker zich voor het meerendeel wel vereenigen, vooral ook ten
aanzien van de werkverschaffing. Immers, het is nu bijna Juni en
er is nog maar een klein bedrag voor werkverschaffing uitgegeven,
zoodat het daarvoor uitgetrokken bedrag gevoeglijk verminderd kan
worden, want al zou in het tweede halfjaar een of ander groot
werk worden aangepakt, dan zal men in dien tijd toch niet meer
kunnen uitgeven hetgeen van dezen post over het eerste halfjaar i:i
kas is gehouden. Spreker blijft tenslotte van oordeel, dat niet op
de bemerking van ged.staten ingegaan moet worden en hij hoopt, das
het college er voor zal zorgen, dat de gemeente de regeling van
haar financiën in eigen handen houdt.
De heer VERLINDEN zegt zich ook te hebben afgevraagd, of er een
belastingverhooging moet komen, Ged.staten drijven de gemeente in
een zekere richting en zouden liefst zien, dat op alles ja en amen
gezegd werd. Spreker is don heer Juten dankbaar voor de door dezen
aangegeven richting, op welke wijze een oplossing mogelijk is. Hij
is het met die zienswijze wel niet heelemaal eens, maar wanneer die
ideeën met door anderen naar voren gebrachte worden samengevoegd,
dan zou er misschien een oplossing te vinden zijn zonder dat de
belasting verhoogd moet worden. Spreker kan het voorste}, van den
heer van Hasselt om deze^zaak te renvoyeeren naar B W en alsnog
de commissie van financiën te hooren, dan ook wel steunen.
De heer SCHEFFELAAR zegt bij de behandeling der begrooting reeds
gewezen te hebben op het spook der belastingverhooging en dat dit
juist gezien was, blijkt wol uit het feit, dat dit spook nu al te
voorschijn is gekomen. Spreker kan zich mut dit voorstel niet ver
eenigen en is van meening, dat de dekking van het tekort best Op
een andere manier gevonden kan worden. Hij is het eens met hetgeen
hier naar voren gebracht is omtrent den post voor werkverschaffing,
en gelooft ook, dat de hiervoor op de begrooting geraamde post
gerust kan worden verlaagd, omdat dit geheele bedrag in de komende