mag hierbij niet uit het oog verliezen, dat men den inspecteur toch altijd noodig heeft. Juist omdat ons slachthuis vanwege zijn lig ging nabij de grens, eigenlijk voor het grootste gedeelte op den export is aangewezen, acht spreker het niet in het belang van het bedrijf om tegen het advies van den inspecteur in te handelen. Het gaat hier bij spreker om het belang van de zaak en daarom be treurt hij het, dat een dergelijke voordracht is opgemaakt ondanks de vele en goede sollicitanten, welke zich voor deze betrekking hebben aangemeld. De VOORZITTER merkt op, dat het wel bijzonder opvalt, dat juist van die zijde, die niet heeft willen medewerken aan de samenstel ling der commissies, thans geregeld het bezwaar naar voren komt, dat de betrokken c iseic over een of ander voorstel niet is ge hoord. Spreker wil it even vastleggen, ook al heeft de wethouder reeds een duidelijk antwoord gegeven op de daaromtrent gemaakte opmerking. Wat de bedoening van den toekomstigen directeur van het slachthuis tot rijkskeurmeester in buitengewonen dienst betreft, heeft de wethouder van het slachthuis er reeds duidelijk op gewe zen, dat in deze achter de schermen een scherpe persoonlijke strijd is gevoerd. Van een dergelijken strijd zal dit college zich echter niets aantrekken, ook al werd daar vroeger misschien wel rekening mee gehouden. Spreker kan echter wel mededeelen, dat dit college zich niet door buitenstaanders zal laten beïnvloeden. Tenslotte wil spreker er tegen protesteeren, dat het college hier voor eigen belang zou werken. Wethouder MEERBACH had oorspronkelijk niet de bedoeling over dit punt veel te zeggen omdat het geen gewoonte is over den per soon der candidaten in openbare vergadering te spreken. Nu er echter van de zijde, die nu al zeven maanden bezig is bij iedere gelegenheid het college van B W op de meest onhebbelijke manier onaangenaam te zijn, weer een aanval komt over een kwestie, die vroeger op de meest schandelijke manier door hen zelf werd ver waarloosd, wil spreker daarvan nog wel een en ander zeggen. Toen de heer van Hasselt nog wethouder van het slachthuis was, had deze het genoegen den heer Siebelink als directeur van dat bedrijf te hebben. Van den heer Siebelink kunnen we niets anders zeggen dan dat hij in den tijd, toen hij nog lichamelijk en geestelijk gezond was, een keurig en correct directeur was, die het abattoir met een ruimen blik goed en wijs beheerde. Op zeker moment werd de heer Siebelink ziek en kon hij zich dientengevolge niet meer met geheel zijn persoon aan zijn taak wijden. Trots het feit, dat de heer van Hasselt dit wist, ging hij toch niet meer naar het slachthuis en liet de zaken gaan zooals ze waren. De toestanden, die hier door op het abattoir gingen ontstaan, zoowel bij het publiek als bij het personeel, konden dan ook rustig voortduren. Zooals spre ker den toestand dan ook vond bij zijn benoeming, was meer dan treurig. Ongewenschte toepassing van verordeningen, onrechtvaar digheden bij wegingen en anderszins, dat waren allemaal dingen die aan de orde van den dag waren. Zeer terecht is hier door een der leden gewezen op het groote belang, dat gelegen is in de vleeschvoorziening der bevolking. Dat is inderdaad een zeer groo-t belang en daarom doet het spreker des te meer genoegen den raad te kunnen mededeelen, dat juist na de in dienst treding van no.l der voordracht als tijdelijk directeur, die ongewenschte toestan den direct de kop werden ingedrukt, en er e4ndsdien een merkbare verbetering is ingetreden. Het kwam nu ooi" iet meer voor, dat nood slachtingen dagenlang achterwege blevor., terwijl nu ook het beheer weer zoo onpartijdig mogelijk werd gevoerd. Ook wat de financieele resultaten betreft, was reeds eenige verlichting merk baar. Nu wil spreker niet zeggen, dat al de ongerechtigheden, die geleidelijk waren ingeslopen, geheel zijn uitgeroeid, maar ze zijn toch al veel verminderd an dat hebben we voor een groot gedeelte te danken aan de capaciteiten en de onafhankelijkheid, waarmede de waarnemend directeur de zaken behartigde, en waardoor hij in den korten tijd, dat hij deze functie vervuld heeft, reeds heel wat werk heeft opgokaapt De heer VA^T HA'dfSL! vraagt het woord voor een persoonlijk feit. De VOORZITTER u rki co, dat de heer van Hasselt reeds in twee instanties het woord heeft gevoerd, en hij er bezwaar tegen moet maken om hem thans \roor do derde maal over deze zaak het woord te verleenen.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1936 | | pagina 162