- 6 -
aangelegenheid het advies der commissie te vragen. Immers, B W
moeten de voordracht opmaken, en als nu tevoren de commissie zou
worden gehoord, dan zou het mogelijk zijn, dat van die commissie
een "bepaalde invloed naar B W uitging en dat acht spreker in dit
geval onjuist. Wat de tweede vraag van den j. er van Hasselt "be
treft aangaande de theoretische nogelijkiioid, dat de te benoemen
directeur niet als rijkskeurmeester in buitengewonen dienst zou
worden benoemd, gelooft spreker, dat de toestand van nu bij een
vaste aanstelling wel anders zal worden. Naar sprekers meening is
slechts door een soort ambtenaren-camarilla tegen den waarnemenden
directeur een zoodanige stemming genaakt, dat deze niet met de
exportkeuring belast werd. Bij een vaste aanstelling is daaromtrent
voor de toekomst niets te zeggen, maar spreker gelooft niet, dat
men op het afwijzende standpunt zal blijven staan.
De opmerking van den neer Becht betreffende het salaris is door
den Voorzitter reeds beantwoord. Waar dat salaris is vastgelegd in
de algemeene salarisverordening, moeten B W zich daar ook aan
houden.
De heer JUTEN zegt,dat het van de zijde van B W gegeven ant
woord al heel gemakkelijk was, en het college er zich met een
Jantje van Leiden af mankt. De bedoeling van sprekers opmerkingen
was slechts om het belachelijke van deze voordracht ten aanzien
van no.l naar voren te brengen, omdat zich onder de sollicitanten
personen bevinden met veel meer bekwaamheid en ondervinding. Z®lfs
personen met een dokterstitel en veeljarige praktijk werden een
voudig gepasseerd. Wat het hooren der commissie betreft, is spreker
van meening, dat het wel degelijk noodig was in deze de commissie
te hooren. Immers, deze commissie dient, evenals iedere andere,
tot steun van het college, en waar de directeur van het abattoir
een der hoofdambtenaren in onze gemeente is, en die benoeming dus
niet alleen van belang is voor Bergen op Zoom, maar ook voor de
geheele omgeving, had z.i. zeer zeker het advies der commissie
moeten worden ingewonnen. De geheele vleeschkeuringsdienst van
Bergen op Zoom en de omliggende gemeenten wondt aan den nu te be
noemen directeur toevertrouwd en vooral ook met het oog daarop
acht spreker de gedane voordracht voor deze belangrijke positie
zoo belachelijk en heeft hij gemeend dit hier naar voren te moeten
brengen.
De heer VAN HASSELT wil ook zijn spijt uitdrukken over deze
voordracht, temeer daar uit de lijst van sollicitanten door den
inspecteur een aantal personen als zeer bekwaam en geschikt voor
deze betrekking zijn aanbevolen. Hoezeer men ook voor een bepaald
persoon kan zijn, meent spreker, dat een dergelijk advies toch
niet zonder meer terzijde kan worden gelegd. Van de door den in
specteur naar voren gebrachte personen, schrijft deze, dat hij er
borg voor staat, terwijl hij van enkele anderen, waarbij ook no.l
van de voordracht, slechts kan zeggen, dat zij ambitieuse menschen
zijn doch te weinig practijk hebben voor deze functie.
Wat het niet hooren der commissie betreft, zou spreker willen
vragen, waar eigenlijk de commissie van het slachthuis voor is,
wanneer ze over een dergelijke belangrijke zaak als we hier thans
hebben, geen advies mag uitbrengen? De directeur van het slacht
huis is toch tenslotte de ziel van de geheele zaak, de spil waar
alles om dra.ait. De heeren moeten het natuurlijk zelf weten, zegt
spreker, maar als we de sollicitaties en de daaromtrent uitge
brachte adviezen nagaan, dan kan iedereen toch wel zien, wie de
meest kundige is, die op deze voordracht staat. Als spreker neg
wethouder was geweest, zou hij over deze aangelegenheid wel dege
lijk het advies der commissie hebben gevraagd en het noodige over
leg omtrent de voordracht gepleegd hebben.
De wethouder van het slachthuis heeft het verder gehad over de
theoretische mogelijkheid dat de directeur van het slachthuis niet
belast zou worden met de exportkeuring. Voor spreker is die theore
tische mogelijkheid echter een heel praktische, wanneer hij nagaat
wat Prof.Berger daaromtrent geschreven heeft in den brief, dien
spreker in zijn bezit heeft. Spreker wijst er nog op, dat de
hoofdinspecteurondanks de vele pogingen van den wethouder zelf,
op z'n weigerend standpunt is blijven staan om den hier bedoelden
persoon als waarnemend directeur van het slachthuis met de export-
keuring te belasten, en naar sprekers meening zal hij bij die
weigering blijven, ook al zou diezelfde persoon nu voor vast be
noemd worden. Nu kan men hierover denken zooals men wil, maar men