aid in de Raadsverge 1 ZEVENDE VERGADERING Vrijdag 29 Mei 1936, des namiddags twee uur. Voorzitter: de heer Jos.De Moor, wethouder, waarnemend voorzitter. Aanwezig de heeren: B.Kruize,C.Dielissen,P.F.van Kaam,J.Demmers, H.Walder,S.A.Muster6,C.J.A.M.Verlinden,J.B.Meerbach,Jos.de Moor, J.van HasseltE.A.G.Kiepe,F.Broekmans,Ó.Becht,Adriaan Juten,J.P. Bekker,M.P.Franken,Th.Boschman en M.J.Scheffelaar Afwezig met kennisgeving regens ziekte: Joh.Schuyl. Secretaris: de heer J..A,van de Wouw. De VOORZITTER opent de vergadering en deelt mede, dat, zooals den leden van den raad wellicht "bekend is, de "burgemeester sedert cnge- veer 14- dagen ter verpleging in het gasthuis is opgenomen en daar door niet in de gelegenheid is deze vergadering te leiden, zoadat die eervolle taak thans aan spreker is opgelegd. Om deze roden zijn ook enkele stukken, welke oorspronkelijk voor deze vergadering "be stemd waren, zooals de regeling van de rechtspositie der plaatselij ke politie, e.a., aangehouden. Of die stukken ook voor vc-'gende ver gaderingen nog zullen moeten worden aangehouden, za van het verloop van het herstel van den burgemeester afhangen. Zooals uit de ingekomen stukken blijkt, is ook de heer Schuyl wegens ziekte verhinderd deze vergadering bij te wonen. Spreker ge looft wel namens den geheelen raad te spreken, wanneer hij van deze plaats zoowel den burgemeester als den heer Schuyl een spoedig al geheel herstel toewenscht. Spreker weet niet in hoeverre do raad het thans noodzakelijk acht den indertijd benoemden reserve-wethouder in functie te doen treden, maar waar we nu voor het geval staan, dat de burgemeester als gevolg- van zijn ziekte en de daardoor noodzakelijk te nemen rust, volgens mededeeling van den geneesheer misschien nog wel twee maanden af wezig zal zijn, zou hij gaarne hieromtrent het oordeel van den raad hooren. De heer WALDER gelooft, dat de beslissing hieromtrent het best aan het college kan worden overgelaten. Spreker kan vanaf zijn plaats niet beoordeelen, of het in functie treden van den reserve- wethouder noodig is, omdat hij niet weet in hoeverre het werk van het college door de absentie van den burgemeester stagneert. Wanneer spreker echter nagaat, dat de werkzaamheden van het college in de vorige vier jaren door vijf personen werden gedaan, dan acht hij het wel mogelijk dat dit voor drie op den duur te zwaar wordt. Z.i. kan echter het college zelf da-ar het best over oordeelen. De heer BEKKER is vr.n meening, dat juist voor gevallen als deze een reserve-wethouder door den raad is benoemd. Z.i. behoort deze dan ook nu in functie te treden. Haar sprekers meening zal de heer Boschman als reserve-wethouder dan de taak moeten krijgen, die vroeger op den burgemeester als lid van het college neerkwam, dus datgene wat niet speciaal bij de functie van burgemeester hoort, omdat dit laatste nu natuurlijk door den hoer De Moor als waarnemend burgemeester zal moeten worden gedaan. De heer BEGHT meent, dat het vanzelfsprekend is dat de reserve wethouder in functie treedt nu de burgemeester gedurende enkele maanden verhinderd zal zijn om z'n werkzaamheden te verrichten, en speciaal met het oog op eventueels stemmingen in het college, acht spreker het gewenscht, dat dit voltallig is. Z.i. moet de heer Bosch man nu de taak in^het college van ion burgemeester, dat is dus de afdeeling financiën, overnemen. Spreker wijst er op, dat hij zich indertijd verklaard heeft tegen het voorstel om een reserve-wethouder te benoemen. De raad heeft dat voorstel toen echter aangenomen, en nu het besluit er eenmaal is, moet z.i. daarvan ook de consequentie worden aanvaard en zal de benoemde reserve-wethouder nu ook in functie moeten treden. De VOORZITTER wijst er op, dat het niet ter beoordeeling aan het college is, of de reserve-wethouder in functie moet treden, want volgens de wet, moet de raad daarover beslissen, terwijl de wet ook zegt, dat alleen bij ontstentenis van een wethouder een dergelijk besluit moet worden genomen. Nu zou men wel kunnen zeggen, dat er hier geen ontstentenis van een wethouder is, maar als men nagaat, dat spreker nu de plaats van den burgemeester moet innemen, waardoor hij zijn werkzaamheden als wethouder niet meer vervullen kan, dan is er een dergelijke ontstentenis wel. Bovendien was het voor de

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1936 | | pagina 156