- 14- -
alvorens met een nieuwe regeling te komen. Overigens is door den
heer Scheffelaar reeds het meeste naar voren gebracht van hetgeen
spreker had willen zeggen.
De heer WALDER wil naar aanleiding van het voorgestelde vijf-
loonklassenstelsel nog een kleinigheid zeggen, en er daarbij op
wijzen, dat van den dag af, dat het loonkle„ssenstelsel werd in
gevoerd, er ontevredenheid over geneerscht heeft bij het gemeente-
personeel. Ook het georganiseerd overleg was er geheel tegen, maar
hoe ging het daar in dien tijd? Van den wethouder, die voorzitter
was, kreeg men niets dan de meening van het college te hooren. Dit
is nu veranderd en de tegenwoordige wethouder van sociale zaken
komt met een eigen meening. Spreker stelt er prijs op dit hier naar
voren te brengen omdat dit heel wat beter werkt en werken kan. Zoo
als door den heer Musters reeds is aangetoond, houden bijna alle
gemeenten van de grootte van Borgen op Zoom, er 5 loonklaesen op
na, men zit hiermee dus in goed vaarwater en is geen buitenbeentje.
Spreker gelooft dan ook, dat de raad gerust kan ingaan op het door
B W gedane voorstel. Tenslotte wil hij nogmaals protesteeren teger
de bewering van den heer Juten, dat dit voorstel eigen belang zou
zijn. De ambtenure- schrijven in de prae-adviezen niet wat u j wil
len, doch slee hp s at; genewaarvoor zij opdracht krijgen van het
college, zooals de neer Juten goed genoeg weet. Spreker wil U;er
niet verder op ingaan, maar als er van eigen belang gesproken moest
worden, dan zou spreker wel andere dingen kunnen aanhalen, zooals
de kwestie van spertijden en gastarieven e.d.
De hoer VERLIHDSV protesteert ook tegen de uitlating van den
heer Juten, dat dit college of de ambtenaren alleen voor eigen be
lang werken, en betreurt het, dat de Voorzitter zulks zonder meer
heeft laten passeeren. Er kan hier geen sprake meer zijn van eigen
belang, die tijd is voorbij, zegt spreker. Wilde men nogmaals pro-
beeren voor eigen belang iets te bereiken, dan zou men daar zeker
geen kans meer voor krijgen. Spreker hoopt daarom, dat de Voorzit
ter in den vervolge onmiddellijk zijn stem of hamer zul laten hoo
ren,wanneer weer dergelijke beweringen gelanceerd worden.
De VOORZITTER gelooft toch dat de heer Verlinden zich vergiet.
Tegen de door hem bedoelde uitlating van den heer Juten is door den
betrokken wethouder direct geprotesteerd en daar het verder een
tweegesprek betrof tusschen den heer Juten en wethouder Musters,
was het voor spreker niet noodig daar tusschenbeide te komen.
De heer SCHEFFELAAR merkt op, dat door den heer Walder gezegd is
dat het werk in de commissie voor georganiseerd overleg nu zoo goed
gaat. Spreker gelooft dat deze wethouder daar dan meer medewerking
zal hebben dan hij gehad heeft. Verder is door den heer Walder ge
zegd, dat de heele commissie tegen de invoering van loonklassen
was, maar zoover spreker zich herinnert, is die kwestie door de
commissie niet eens in behandeling genomen. Als spreker zich niet
vergist, was de heer Walder op die vergadering zelfs niet aanwezig,
De heer WALDER zegt wel op bedoelde vergadering te zijn geweest,
maar die verlaten te hebben, nadat hij tegen het voorstel had ge
protesteerd
De VOORZITTER verzoekt den heer Walder om niet te interrumpeeren
De hoer SCHEFFELAAR zegt,dat de heer Walder dus uit die vergade
ring is weggeloopen. De commissie wilde het voorstel niet behande
len omdat men bang was, dat het dan eerder ingevoerd zou worden
dan 1 Januari 193^> en men wilde dan liever zoolang mogelijk den
bestaanden toestand houden. Dat de commissie daarmede niets zou
bereiken, wist ze heel goed, want spreker had tevoren medegedeeld,
dat het voorstel in elk geval door B W aan den raad zou worden
voorgelegd. Door het niet te behandelen heeft de commissie dus haar
eigen kans om over de nieuwe indeeling iets te zeggen, laten voor
bij gaan. Het is wel eigenaardig, zegt spreker, dat hetgeen vroeger
in het georganiseerd overleg niet kon, nu plotseling wel schijnt te
kunnen. Men sohijnt nu echter ook meur te kunnen doen. Inderdaad
kwam spreker in de commissie niet met een eigen meening, maar met
die van het college, welke hij te verdedigen had, maar het zou
vroeger ook nooit gebeurd zijn, dat de voorzitter der commissie
tevens optrad als voorzitter van een uit de commissie benoemde sub
commissie. De heeren van het georganiseerd overleg, die toch anders
teusch niet op hun mondje gevallen zijn, schijnen nu opeens alles
accoord te vinden. Dit alles doet echter niets af aan het feit, dat
de raad besloten heeft tot invoering van het loonklassenstelsel
en er over de werking daarvan in de praktijk nog niet geoordeeld