met mij eens zal zijn.
Nu nog enkele opmerkingen over het voorstel tot een vijfklassige
indeeling der werklieden, naar aanleiding van het minderheiderap
port van een lid van ons college. Wij kunnen hieruit lezen, dat de
minderheid toegeeft dat, wat de bezoldiging van het personeel in
overheidsdienst betreft, deze recht hoeft op een betere betaling
dan in het particuliere bedrijf, aangezien de overheid hier een
taak heeft te vervullen. Deze verhouding, zoo zegt de minderheid,
mag niet bovenmatig worden. Ik vraag mij af, Mijnheer de Voorzitter
of de door mij voorgestelde loonen werkelijk bovenmatig uitgaan
boven de normale loonen in het particuliere bedrijf. Ik meen van
niet, De minderheid zegt verder, dat bij de berekening van de loo
nen te veel uit het oog is verloren, dat de werkelijk uitbetaalde
loonen in beschutte en onbeschutte bedrijven inderdaad een gemid
delde moet zijn van elke groep, nog in het midden gelaten het euvel
dat de keuze is beperkt gebleven tot slechts drie groepen, n.l. de
metaalindustrie, de bouwvakken en de typografie. Volgens de minder
heid van ons college zou dus ook rekening gehouden moeten worden
met andere groepe-zooals de loonen in den land- en tuinbouw,
bakkers en slagersgezellen, enz.
Ik ben zoo vrij, Mijnheer de Voorzitter, dit ten stelligste te
ontkennen. Bedoelde circulaire zegt onder 2, dat alleen rekening
mag worden gehouden met de loonen van volledige vaklieden. Verder
zegt deze circulaire onder punt dat met de loonen der collec
tieve contracten geen rekening behoeft te worden gehouden.
Wat nu betreft de verdere opmerkingen van de minderheid, hier
over ware in algemeenen zin nog wel het een en ander te zeggen.
Om echter niet te veel te vergen van den tijd van deze vergadering
heb ik gemeend het hierbij te moeten laten en zoo noodig, dit als
nog te beantwoorden na de besprekingen over dit punt door den raad.
De heer JUTEN gelooft dat, wanneer hij over deze voorstellen
iets wil zeggen, zijn stem wel zal zijn als die eens roepende in
de woestijn. Dat neemt echter niet weg, dat hij in deze toch zijn
meening naar voren zal brengen.
De toelichting van B iff bij dit voorstel laat naar sprekers
meening aan duidelijkheid niets te wenschen over. Of ze juist is,
is een andere kwestie, immers, zij ademt eenzijdigheid, partijdig
heid en eigen belang, zegt spreker.
Wethouder MUSTERS zegt tegen deze bewering van den heer Juten
ten sterkste te moeten protesteeren.
De heer JUTEN wil dan verder eenige opmerkingen maken naar aan
leiding van de loonklasse-indeeling. B W hebben gemeend een vijf
klassige indeeling te moeten voorstellen, doch spreker kan zich
daar niet mee vereenigen. De opsomming van de arbeiders, die in
dit voorstel in de verschillende klassen worden geplaatst, acht
spreker zeer onjuist en zal z.i. tot onaangenaamheden leiden. Voer
lieden en stolbazen toch hebben altijd nog wel eenige verantwoor
delijkheid ten opzichte van de paarden en waarom nu een stoker een
klasse hooger moet staan, is voor spreker een raadsel. Er wordt
bij de indeeling ook gesproken over hulp-monteur, hulp-tuinlieden.
Ook die staan naar sprekers meening in een veel te hooge loon-
klasse en men zal z.i. met deze regeling dan ook het tegenover
gestelde bereiken dan hetgeen men zich voorstelt.
Bovendien ontbreekt bij dit voorstel een vergelijkende staat
van de loonen in het particuliere bedrijf. Reeds vroeger werd naar
voren gebra.cht, dat juiste vergelijkingen slechts getrokken kunnen
worden wanneer men er de gegevens van de industrieën bij heeft.
Een dergelijke vergelijking is ook wat de minister verla.ngt en
daar dit thans niet mogelijk is, kan de raad naar sprekers meening
nu moeilijk een beslissing in deze nemen.
De heer KRUIZE wil het enkel hebben over de wijze van indeeling.
Spreker vraagt, of die geschiedt door de hoofden van dienst of op
een andere manier. Het is spreker n.l. dezer dagen gebleken, dat
een werkman van de gemeente, die al 17 jaren werkzaamheden aan de
haven verricht, daar is weggehaald en nu als straatveger geplaatst
is aan de gemeentereiniging.
Wethouder MUSTERS merkt op, dat dit niet kan omdat de indeeling
nog niet geschied is.
De heer KRUIZE zegt dat de man toch wel degelijk naar de reini
ging overgeplaatst is, en hij vindt dat voor zoo iemand, die al
17 jaren aan de haven werkt, een degradatie. Spreker kan dan ook