- 7 -
den heer Scneffelaar "betreft, zegt spreker dat het werk van de com
missie nu door B W zal worden overgenomen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna overeenkomstig het
voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
VII. VOORSTEL TOT HET TREFFEN VAN VOORZIENINGEN INZAKE DE SALARIS-
SEN EN LOONEN M HST PERSONEEL IN DIENST DEZER GELSSNTE
(Verzameling 19 3& nr.5k.)
Wethouder MUSTERS wil over dit punt een algemeens beschouwing
houden en spreekt daarDij als volgt:
Mijnheer de Voorzitter. Gaarne zou ik enkele punten aangaande
deze belangrijke materie naar voren willen brengen en toelichten.
In de eerste plaats over het punt betreffende de 2\6jo vermindering
van salaris der ambtenaren en het advies, dat ik dienaangaande heb
uitgebracht.
Zooals de raad zal weten stond ik vroeger, d.w.z. enkele jaren
geleden, ook op het standpunt dp.t terwille van de bezuiniging en
saneering, de salarissen en loonen van het gemeentepersoneel omlaag
moesten. Ik heb mij echter als basis gesteld, dat doze verlaging
van bovenaf moest beginnen, dat de rechtvaardigheid niet In het
gedrang moest komen en de salarissen van diegenen, en dat zijn er
in onze gemeente tamelijk veel, die in vergelijking met de salaris
sen van andere gemeenten in gelijke betrekking aan den lager, kant
waren, niet voor vermindering vatbaar waren.
Gezien het feit, dat in de laatste jaren de salarissen van ae
ambtenaren in onze gemeente, eensdeels door verhoogde pens?o di
storting, anderdeels door verlaging reeds een aanzienlijke vermin
dering ondergingen, heb ik gemeend in deze, wat betreft een nieuwe
verlaging van 2 --- afwijzend te moeten adviseeren. Ik heb, Mijnheer-
de Voorzitter, dit advies gegeven na rijp beraad en na bestudeerinr
van een groot aantal salarisschalen van diverse gemeenten van onge
veer gemiddeld hetzelfde zielental als Bergen op Zoom.
Het is mij gebleken dat, misschien een enkele uitzondering daar
gelaten, in Bergen op Zoon - in verhouding tot andere gemeenten -
inderdaad de bezoldiging altijd aan den lagen kant is geweest.
Maar, Mijnheer de Voorzitter, niet alleen dit feit is het, waarom
ik afwijzend sta tegenover verdere verlaging. Langzamerhand heeft
zich bij mij de overtuiging gevestigd, dat de tot nu toe gevoerde
politiek van de regeering om steeds maar te grijpen en te knijpen
aan de salarissen en loonen en ook op de gemeentebesturen drang
uit te oefenen in die richting, op een fiasco moet uitloopen, of
liever gezegd reeds uitgeloopen is.
Immers, reeds vanaf 1929 is de crisis begonnen en met de crisis
de aanpassing of aftakeling, zooals men hot nemen wil, en ondanks
dit alles, ondanks meerdere pensioen- en salariskortingen geraken
wij al langer hoe dieper in het moeras. En hoe meer men aanpas?- en
niettegenstaande kortingen en salarisverlagingen wordt de toestand
hoe langer hoe slechter. Dit is een bewezen feit en zal iedereen
moeten toegeven. M.i. zal de regeering naar andere middelen moeten
omzien om uit het moeras te geraken. Deze meening wordt allang en
door een groot gedeelte van ons volk gedeeld.
Ter staving van bovengenoemde meening, wat ook de meening is
van vele vooraanstaande personen van de R.K.Staatspartijciteer ik
uit een artikel, getitel'd "Loonende arbeid voor ons volk", gepla^ts
m de "Opmarsch" Van 12 Maart 1936, het navolgende;
In de voorlichtende beschouwing van het Partijbestuur welke in
October 1934 verschijnt, komt duidelijk naar voren, dat de Regee
ring met de door naar gevolgde "aanpassing" niet op den juisten we.
is. Juist in de politiek der regeering zelf wordt de innerlijke
spanning verhoogd^omdat zich het aanpassingsproces te eenzijdig
voltrekt van de zijde van loonen en salarissen. Aanpassing van de
zijde van prijzen en zoogenaamde vaste lasten geschiedt niet, al
thans niet in voldoende mate en in een evenredig tempo. Dit wordt
onhoudbaar
Dit, Mijnheer de Voorzitter, schreef men in October 193^. En
steeds gaat men door met loonsverlaging, terwijl de kosten van het
levensonderhoud niet noemenswaardig dalen, in enkele gevallen zelfs
een stijging te zien geven, terwijl de algemeene toestand inplaats
van beter, steeds slechter wordt.
Ziedaar, Mijnheer de Voorzitter, ook een van de redenen, waarom
ik afwijzend sta tegenover een verderu verlaging van salarissen.
M.i. heeft de aanpassingspolitiek gefaald en zal een andere politie
gevoerd moeten worden om verdere aftakeling te voorkomen. Ik hoop,
Mijnheer de Voorzitter, dat de meerderheid van den raad het in deze