- 16 -
Spreker stelt dan de artikelegewijze behandeling der verordening
aan de orde.
Bij artikel 1 vraagt de heer VAN KAM of de bedoeling is, dat
er geen enkele winkel meer bij komt. Door uitbreiding van de stad
of nieuwbouw zou het toch wel mogelijk kunnen worden, dat er in
een bepaald gedeelte een winkel bij zou moeten komen.
Wethouder MEERBaCH zegt dat in het door den heer van Kaam be
doelde geval de mogelijkheid van de vestiging van een nieuwen
winkel open blijft, door de bepaling dat B W hiertoe vergunning
kunnen verleenen.
Bij artikel 2 zou de heer KIEPE willen zien aangevuld, dat de
verordening niet toepasselijk is op de weekmarkt.
De VOORZITTER is van meening, dat die aanvulling niet noodig
is, omdat de weekmarkt hier niet onder valt.
De heer KIEPE zegt, dat men onder open ruimten, waar of waar
uit voorwerpen of stoffen aan het publiek in het klein plegen te
worden verkocht of afgeleverd, ook de standplaatsen op de markt
wel kan verstaan.
De heer VAN HASSELT gelooft ook niet, dat d® standplaatsen op
de weekmarkt onder deze verordening vallen. Bovendien is de week
markt bij een aparte verordening geregeld.
Wethouder MEERBaCH deelt nog mede, dat door de commissie voor
de strafverordeningen gevraagd is, of ook vendu-huizen en vliegen
de winkels onder dit artikel vallen. Naar sprekers meening moet
die vraag bevestigend worden beantwoord.
De heer KIEPE vraagt, of ook het houden van openbare verkoopin-
gen hieronder ve.lt.
Wethouder MEERBACH is ven meening, dat de verordening wel toe
passelijk is op vrijwillige, doch niet op executoriale openbare
verkoopingen.
De heer KIEpE wijst er op, dat bij executoriale verkoopingen
steeds in de advertenties wordt bijgezet, dat nette goederen kunnen
worden bijgebra.cht. Hij meent, dat op dien grond toch wel iets
tegen die verkoopingen is te doen.
Wethouder MEERBACH gelooft niet, dat zulks mogelijk is.
De heer BOSCHMAN vraagt, of de verkoopingen fan faillissementen
uit de omgeving, welke dikwijle hier gehouden worden, niet kunnen
worden verboden.
De heer VAN HASSELT zegt,dat daar niets tegen te doen is.
Wethouder MEERBACH zegt,, dat de bedoeling van deze verordening
is om een algemeene lijn te hebben. Hij zou dan ook willen ver
zoeken om zich niet te begeven op het gebied van. allerlei grens
gevallen.
De heer BECHT is het met de opmerking van den heer Meerbnch
volkomen eens. Naar sprekers meening zal elk voorkomend geval aan
de hand der verordening op zichzelf moeten worden beschouwd.
De artikelen 1 en 2 worden hierna ongewijzigd vastgesteld.
Bij artikel 3 deelt wethouder MEERBaCH de wijziging mee, zooals
die door de commissie voor de strafverordeningen is voorgesteld.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten het artikel dien
overeenkomstig te wijzigen en te doen luiden als volgt:
"Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, gehoord de commissie
"saneering winkelbedrijf, de in artikel 1 bedoelde vergunning te
"verleenen, indien naar hunne meening de vestiging in het algemeen
"belang wenschelijk is te achten. Zij zijn bevoegd aan deze ver
dunning voorwaarden te verbinden, strekkende om te voorkomen,dat
"voorwerpen of stoffen verkocht zullen worden, welke vreemd zijn
"aan den aard van de te vestigen winkelzaak. Zij zijn bevoegd,
"gehoord de commissie saneering winkelbedrijf, om bij niet-voldoen
"aan de gestelde voorwaarden, de vergunning in te trekken."
Artikel 4- wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke
stemming ongewijzigd, vastgesteld.
Artikel g wordt mewijzigd overeenkomstig het advies van de
commissie voor de strafverordeningen, en dan vastgesteld als volgt:
"1. Het bepaalde in artikel 1 is niet van toepassing op winkelzaker
in deze gemeente in exploitatie gebracht vóór de inwerking-
treding dezer verordening.
"2. Het is verboden in of uit een winkelzaak,genoemd in het eerste
lid van dit artikel, voorwerpen of stoffen te verkoopen of af
te leveren vreemd aan den aard der winkelzaak, tenzij deze
voorwerpen of stoffen reeds vóór de inwerkingtreding dezer
verordening in de betreffende winkelzaak verkrijgbaar waren
gesteld,"