- 9 - "Wat nu betreft diensttijden,verlof en vacantie,overige rechten en verplichtingen,der ambtenaren van gemeentepolitie en discipli naire straffen, het is duidelijk dat deze onderwerpen, al mogen ze wellicht niet alle uitputtend in de instructie en de bevelen van den burgemeester geregeld zijn, in elk geval voor een goed deel daarin zijn onder te brengen. Voor het overige is in deze materie door het bevoegd gezag der gemeente krachtens art.125, lid 2, der Ambtenarenwet 1929 te voorzien. Waar precies de grens ligt van het in de instructie te regelen terrein valt bezwaarlijk aan te geven; dit is een vraag van beleid, welke het best door de plaatselijke autoriteit kan worden beoordeeld. De voorziening krachtens de Ambtenaren'.ut 1929 zal - zulks in verband met het voorbehoud in den aanhef van art.125 gemaakt - een aanvullend karakter dra ;en. Intusschen zou hetuit een technisch-legislatief oogpunt, aan beveling verdienen, deze gedachte niet te straf door te voeren. De meest gebruikelijke relatie tusschen verordening en instruc tie is die van nor: leering der beginselen van de rechtspositie en aanvulling met het oog op den bij zonderen dienst. Zoo waren ook hier de hoofdregelen betreffende den rechtstoestand bij voorkeur niet in de instructie onder te brengen, doch voor zoover niet bij raadsverordening voorzien, in de regeling uit hoofde van de Ambtenarenwet 1929. Al draagt deze dus wettelijk een aanvullend karakter, practised kan de instructie tot de bijzondere dienst voorschriften beperkt blijven." Naar sprekers meening blijkt hieruit dus duidelijk het aan vullend karakter van hetgeen door den burgemeester in deze ge regeld moet worden, voor zoover daarin niet is voorzien bij de door den raad vast te stellen verordening. De heer BEGHT merkt op, dat het nu heelemaal mooi is, dat beide standpunten aan de hand van dezelfde circulaire verdedigd worden. De heer VAN HASSELT zegt deze zaak nu aldus te bezien, dat het aantal verlofdagen enz. in de door den raad vast te stellen verordening bepaald wordt, en de regeling betreffende het ver- leenen van dat verlof enz. aan den burgemeester als hoofd van de politie wordt overgelaten. Wethouder MEER3ACH is het daarmede volkomen eens. De VOORZITTER gelooft, dat het 't "De ste is de verordening op te zenden naar de Kroon met de bemerkingen, welke hier in den raad na.ar voren gebracht zijn, en dan de beslissing van de Kroon af te wachten. Wethouder MUSTERS is van meening, dat een behandeling van de verordening thans doelloos is; hij zal daarom zijn stem geven aan het voorstel van den heer Verlinden. De heer VAN HASSELT meent ook, dat het Tt beste is om het voorstel maar terug te nemen. De heer SOHEFFEL^aR kan er zich ook mee vereenigen om het voorstel naar B W te renvoyeeren, niet met de bedoeling echter om het voorstel te wijzigen en aan te vullen, maar om B W in de gelegenheid te stellen de zaak nader onder oogen te zien. Wethouder DE MOOR merkt op, dat dus de bedoeling van het ren voyeeren is om de zaak opnieuw in het ooilege te bespreken en daarna het voorstel weer aan den raad voor te leggen met de zienswijze daarbij zoowel van de meerderheid als van de minder heid van het college. Met algeneene stemmen wordt hierna het voorstel van den heer Verlinden,om het voorstel naar B W te renvoyeeren,aangenomen. VII. VOORSTEL TOT HEFFING V*N OPCBNTEN OP DE HOOFDSOM DER GEMEENTEFONDSBELaSTING VOOR HST BELASTINGJAAR l9Wl9T7. (Verzameling 1936 nr.38.) Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders be sloten. VIII. VOORSTEL TOT HET. ONDER INTREKKING V*N DE BIJ RAADSBESLUI TEN V-tiN 2b APRIL ïq^g EN VaN 12 JULI 19^5 VASTGESTELDE VERORDENINGEN. OPNIEUW VASTSTELLEN V~N VERORDENINGEN OP DE HEFFING EN OP DE INVORDERING V~N BESMETTELIJKE ZIEKTEN- GELDEN. Verzame 1 ing 19 36 nr4-0 Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders be sloten.

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1936 | | pagina 117