- 17 - door hun adviseur, den 3eereerw.pater v.Mansfeldtlieten zich «ohter niet van de wijs "brengen en schreven den 22sten Augustus 193^, dat zij niet genegen Waren eenige "bijdrage te doen. Metdat al gebeurde er niets aan den dijk en daar Franken op aanmaningen van den directeur van gemeentewerken geen gehoor had gegeven, schreef het college zelf een brief, waarin Franken werd opgedragen dadelijk de noodige herstellingen te doen, daarbij de verklaring gevend, dat hij aansprakelijk zal worden gesteld voor alle schade, welke bij een eventueele dijkdoorbraak veroorzaakt wordt; en dit alles, terwijl 6 maanden geleden Franken onmachtig werd verklaard zijn verplichtingen na te komen. Daarna volgt weer de zooveelste mededeeling van den directeur van gemeentewerken, dat Franken niet aan de opdracht van het college had voldaan, waarna het college Franken dreigt met herstel op zijn kosten indien hij alsnog niet begint. En weer gebeurt er niets. Zoo sukkelen ze het najaar in en op 20 November 1934 verzoeken god.staten andermaal, thans echter dringend, om afdoening en om gaand bericht. (3e opdracht). Nog eenmaal zal het college van ged. staten aandringen op afdoe- ning, n.l. 4 December 193^> en dan eindigt de lijdensweg van den di jk^ onder het vorige college, dat tot slot nog enkele correspon dentie voerde over de financieele positie van Franken. Na het optreden van ons college zijn ten behoeve van den dijk de volgende maatregelen getroffen: 24 September j,l. werd Franken uitgenoodigd binnen 10 dagen de hoogst noodige herstellingen te doen, terwijl op dienzelfden dag den directeur van gemeentewerken werd verzocht voorbereidende maatregelen te treffen om, mocht Franken niet aan de opdracht voldoen, provisorische maatregelen te treffen ende noodige gaten te stoppen. Franken bleef in ge breke en de directeur van gemeentewerken ontving machtiging de hoogst noodige herstellingen te doen. De uitgaven hiervoor be droegen, zooais vroeger medegedeeld, f.68,81. Deze luttele uit gave waardoor een groot onheil werd voorkomen, gaf den heer Juten aanleiding een interpellatie aan te vragen, want het werd als een vreeselijke daad beschouwd een dergelijke uitgave te doen zonder goedkeuring van den raad, en dat voor f.68,81, zegge acht en zes tig gulden een en tachtig cents! Bergen op Zoom op z'n grootst! Bij de beantwoording van die interpellatie, Mijnheer de Voor zitter, vond ik gelegenheid om machtiging te vragen om in voor komende gevallen te kunnen handelen en daardoor groote schade voor de gemeente te voorkomen. Het antwoord van den raad is bekend, en wat gebeurde er? Zware stormen, gepaard gaande met hooge water stand, maakten den toestand critiek; de jarenlange verwaarloozing van den. dijk en de pas achter den rug zijnde, niets ontziende najaarsstormen hadden den dijk zoodanig aangevreten, dat elk uit stel van ingrijpen onverantwoordelijk zou zijn geweest. Mijnheer dagvoorzitter,, zooals U bekend, beschikten we niet over credietMoesten we langer talmen en door kortzichtige poli tiek de gemeente blootstellen aan een groot schandaal en finan cieel nadeel? (Denkt aan het geval Cuyk). Neen, Mijnheer de Voor zitter, wij deden wat elk goed bestuurder zou hebben gedaan en tioffen maatregelen, niet uit vrees, verwaandheid of eigendunk maar louter uit plicht. Het vervullen van dien plicht, aan onzen ambtseed verbonden, wordt door Mr.van Hasselt gemaakt tot een aan- fluiting, door ons tö büsöhulciigGn vfji roekeloosheid, strijdig hajidelen met de wet, beloftebreuk, enz. enz. Mijnheer de Voorzitter, laat het voorloopig genoeg zijn. Het woord is thans aan den raad voor het ver'leenen van het gevraagde crediet, waaronder f.2875,16 arbeidsloon is. Ik dank U. De heer VAN HASSELT zegt, dat iemand met de jaren wijzer wordt en zoo is het ook hier. Het was spreker niet bekend dat reeds in 1928 de dijk op den legger is gebracht. Hij had toen niet de eer lid van het college van B W noch van den raad te zijn. Er is hier door den heer de Moor nu wel een mooie bloemlezing gehouden uitde in deze zaak gevoerde correspondentie, maar voor wat de kwestie zelf betreft, draait hij daarbij steeds in een vicieusen cirkel rond. Immers, de heele zaak gaat nog steeds om de kwestie van den onderhoudsplicht, en a'ls die op Franken rust, dan moet niet de gemeente, maar ged. staten Franken sommee ren tot het aan brengen der herstellingen, en: zulks op grond van het waterschaps reglement. Spreker geeft toe, dat de kwestie moeilijk is en dit blijkt ook wel hieruit, dat zelfs in de brieven van ged.3taten

Raadsnotulen

Bergen op Zoom: 1926-1996 | 1935 | | pagina 68